ECLI:NL:HR:2006:AX6248
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van herstelexploot in cassatieprocedure
In deze zaak gaat het om de geldigheid van een herstelexploot in het kader van een cassatieprocedure. Eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. R.L.M. van Opstal, had verweerder in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Dordrecht. De vorderingen van eiser werden door de rechtbank afgewezen, waarna eiser hoger beroep instelde bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Verweerder verscheen niet in hoger beroep, wat leidde tot een rolbeschikking van het hof op 2 juni 2005, waarin het gevraagde verstek werd geweigerd en de instantie werd beëindigd. Eiser stelde cassatie in tegen deze rolbeschikking, waarbij de vraag centraal stond of het herstelexploot dat niet de woonplaats van verweerder vermeldde, als geldig kon worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelde dat het herstelexploot van 7 maart 2005, ondanks het gebrek van het niet vermelden van de woonplaats, als geldig kon worden beschouwd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat een herstelexploot dat tijdig is uitgebracht en dat aan een nietigheidsgebrek lijdt, alsnog als geldig kan worden aangemerkt indien het gebrek wordt hersteld door een exploot dat voldoet aan de eisen van de wet. Dit arrest bevestigt de noodzaak van zorgvuldigheid in het procesrecht en de mogelijkheid tot herstel van administratieve fouten in de procedure.