ECLI:NL:HR:2006:AX5765
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Veroordeling journalist voor smaad naar aanleiding van Alanya-zaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een journalist die was veroordeeld voor smaad. De journalist had een artikel geschreven in het tijdschrift Dünya, waarin hij de vrijlating van een van de veroordeelden in de Alanya-zaak aanhaalde. Dit artikel, getiteld 'Nederland moet de hand in eigen boezem steken', leidde tot veel commotie in Nederland, vooral omdat het bezoek van Prins Willem-Alexander aan Turkije als gevolg van deze vrijlating werd afgelast. In zijn artikel waarschuwde de journalist voor de gevaren die Nederlandse meisjes in het buitenland kunnen lopen, en gebruikte hij bewoordingen die als grievend werden ervaren door de slachtoffers van de Alanya-zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de journalist de eer en goede naam van de slachtoffers had aangetast door geruchten als feiten te presenteren zonder deze te verifiëren. De journalist had in zijn artikel de slachtoffers niet bij naam genoemd, maar door de verwijzing naar de Alanya-zaak waren zij te identificeren. Het hof had een afweging gemaakt tussen het belang van de slachtoffers om niet in hun eer of goede naam te worden aangetast en het belang van de journalist om zijn uitlatingen te doen in het kader van een publiek debat. De Hoge Raad bevestigde dat de beperking van de vrijheid van meningsuiting in dit geval noodzakelijk was ter bescherming van de goede naam en rechten van anderen.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de journalist, waarbij werd opgemerkt dat de opgelegde straf niet disproportioneel was in verhouding tot de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van journalisten bij het publiceren van informatie die betrekking heeft op ernstige misdrijven en de impact daarvan op de betrokkenen.