ECLI:NL:HR:2006:AX5738

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01847/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping cassatieberoep inzake rechtsdwaling en nalatigheid in toezicht bij zwembad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 augustus 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder vrijgesproken door de Rechtbank te Maastricht, maar het Hof had deze vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 150 uren. De zaak betrof een beschuldiging van nalatigheid die had geleid tot de dood van een ander, waarbij de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan een rechtspersoon.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen, verwijzend naar de conclusie van de Advocaat-Generaal. De kern van de zaak was de vraag of de verdachte had gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van zijn handelen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de exploitant aanmerkelijk nalatig had gehandeld, niet onjuist of onbegrijpelijk was. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de verdachte had nagelaten de nodige informatie in te winnen over de toezichtsmaatregelen die van toepassing waren op het specifieke zwembad.

De Hoge Raad benadrukte dat voor het slagen van een beroep op rechtsdwaling vereist is dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid. Dit kan het geval zijn als de verdachte is afgegaan op een advies van een persoon of instantie aan wie zodanig gezag toekomt dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van dat advies mocht vertrouwen. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak.

Uitspraak

22 augustus 2006
Strafkamer
nr. 01847/05
ABG/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 februari 2005, nummer 20/001820-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 12 februari 2004 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan de verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven" veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof het verweer dat geen sprake was van 'aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig handelen' ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.
3.2. Het middel faalt op de gronden zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder de nummers 4.2 tot en met 4.11.
4. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 22 augustus 2006.