ECLI:NL:HR:2006:AX5379

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/109HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over onbetaald gelaten declaraties en de devolutieve werking van het appèl

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een opdrachtgever, aangeduid als [eiseres], en een opdrachtnemer, de commanditaire vennootschap Wild Water World (WWW), over onbetaald gelaten declaraties. De zaak begint met een dagvaarding door WWW c.s. op 30 november 2001, waarin zij [eiseres] vorderen om een bedrag van ƒ 2.026,88 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. [Eiseres] betwist de bevoegdheid van de kantonrechter en voert een conclusie van antwoord in. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] af en de hoofdzaak wordt verwezen voor voortprocederen.

Vervolgens wordt [eiseres] bij vonnis van 14 mei 2003 veroordeeld om een bedrag van € 935,79 aan WWW c.s. te betalen. [Eiseres] gaat in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 december 2004 het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigt en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Tegen dit arrest stelt [eiseres] cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet heeft beslist op het beroep van [eiseres] op opschorting, wat een essentiële stelling betreft. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van [eiseres] begroot op € 444,11 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.

Uitspraak

1 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/109HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
1. de commanditaire vennootschap WILD WATER WORLD,
gevestigd te Graft-De Rijp,
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: WWW en [verweerder 2], dan wel gezamenlijk WWW c.s. - hebben bij exploot van 30 november 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de kantonrechter te Alkmaar en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om aan WWW c.s. hoofdelijk, zodanig dat betaling aan de een als kwijting ook aan de ander heeft te gelden, te betalen een bedrag van ƒ 2.026,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 oktober 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
[Eiseres] heeft een conclusie van antwoord tevens houdende een beroep op onbevoegdheid van de kantonrechter genomen.
WWW c.s. hebben in het bevoegdheidsincident verweer gevoerd en daarbij bij hun eis vermeerderd tot een bedrag van ƒ 4.690,--, exclusief B.T.W., te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag van de voldoening.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 augustus 2002 in het incident de vordering van [eiseres] afgewezen, [eiseres] in de kosten van dit incident veroordeeld, en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor voortprocederen.
[Eiseres] heeft de vermeerderde vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 mei 2003 [eiseres] veroordeeld aan WWW c.s. hoofdelijk, zodanig dat betaling aan de een als kwijting ook aan de ander heeft te gelden, te betalen een bedrag van € 935,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 799,79 vanaf 30 november 2001 tot de dag van betaling, de kosten van het geding gecompenseerd, dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van 14 mei 2003 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 23 december 2004 heeft het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover het de hoofdelijke veroordeling betreft, vernietigd, het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigd, met dien verstande dat [verweerder 2] daarin slechts in zijn hoedanigheid van beherend vennoot figureert, [eiseres] in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van WWW c.s. veroordeeld en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
WWW c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Tussen WWW, waarvan [verweerder 2] beherend vennoot is, en [eiseres] is een in een brief van 22 november 1999 vastgelegde overeenkomst gesloten, krachtens welke WWW als opdrachtnemer voor [eiseres] onder andere werkzaamheden zou verrichten op het commerciële en bedrijfsorganisatorische vlak, voor ƒ 750,-- (exclusief BTW) per maand, inclusief de als normaal te achten autokilometers en overige verschotten.
(ii) De overeenkomst bevat onder meer een bepaling luidende "Behoudens intrekking en/of beëindiging van de opdracht blijft vorengenoemd honorarium met kostenregeling in stand tenzij tussentijds aanpassingen hierop worden overeengekomen."
(iii) De declaraties over de maanden december 2000 en januari 2001 die WWW op grond van deze overeenkomst aan [eiseres] heeft gezonden, zijn onbetaald gelaten.
(iv) Met geld van [eiseres] is een laptop gekocht. Nadat dit apparaat uit het huis van [verweerder 2] was gestolen, heeft deze "i.v.m. inboedelverzekering" de op naam van [eiseres] staande aankoopbon van 5 april 2000 opgevraagd. Op 28 maart 2001 heeft [eiseres] aan WWW een, op een laptop met printer en toebehoren betrekking hebbende, factuur gezonden ten belope van ƒ 3820,--. Deze factuur is onbetaald gebleven.
3.2 De kantonrechter heeft, voor zover in cassatie van belang, de door WWW c.s. gevorderde hoofdsom ten bedrage van € 799,79 (ƒ 1762,50) toegewezen. Het hof heeft de tegen deze beslissing gerichte grieven, waarvan de tweede besloot met de zin "Het beroep op opschorting (CvA 13, laatste volzin) is ten onrechte niet beoordeeld.", verworpen.
3.3 Onderdeel I, dat erover klaagt dat het hof niet heeft beslist op het beroep dat, naast het beroep op verrekening, door [eiseres] was gedaan op opschorting, is gegrond. In paragraaf 13 van haar conclusie van antwoord heeft [eiseres] zich in verband met het onbetaald blijven van haar hiervoor in 3.1 onder (iv) vermelde factuur van 28 maart 2001 subsidiair beroepen "op het recht haar prestatie op te schorten totdat in rechte is vastgesteld welke vorderingen partijen over en weer kunnen doen gelden". Dit verweer heeft [eiseres] in hoger beroep herhaald in de vorm van de hiervoor in 3.2 vermelde klacht dat de kantonrechter daaraan niet had mogen voorbijgaan. Desondanks heeft het hof het evenmin behandeld, en daarmee verzuimd in te gaan op een essentiële stelling van [eiseres], waarmee deze toewijzing van de vordering van WWW c.s. trachtte af te wenden.
3.4 De overige onderdelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 23 december 2004;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt WWW c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 444,11 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 september 2006.