ECLI:NL:HR:2006:AX4369

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00565/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht, dat op 12 oktober 2004 was gewezen. De vordering tot herziening werd ingediend door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, naar aanleiding van een persoonsverwisseling. De betrokkene, geboren in 1962, was aanvankelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor opzetheling. Echter, na onderzoek bleek dat de persoon die was veroordeeld, niet de juiste was. De regiopolitie had vastgesteld dat de betrokkene niet de dader was, maar dat een andere persoon, die zich voordeed als de betrokkene, de strafbare feiten had gepleegd. Dit leidde tot de conclusie dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze feiten, de betrokkene zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering, en verklaarde de vordering tot herziening gegrond. De Hoge Raad beval de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

16 mei 2006
Strafkamer
nr. 00565/06 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een vordering tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 12 oktober 2004, nummer 16/3061240-04, betreffende:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats], verder te noemen: de betrokkene, ingediend door de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevorderd
De Politierechter heeft de betrokkene ter zake van "opzetheling" bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
2. De vordering tot herziening
De vordering tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de vordering
3.1. De vordering berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De Procureur-Generaal voert daartoe aan dat er sprake is van een persoonsverwisseling.
3.2. Bij de stukken bevindt zich een brief aan de Procureur-Generaal van de plaatsvervangend Hoofdofficier van Justitie te Utrecht van 9 februari 2006, waarin deze onder verwijzing naar een aangehechte nota van 6 februari 2006 van mr. A.C. Bijlsma, Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht, de herziening verzoekt te bevorderen van het tegen de betrokkene op 12 oktober 2004 onder parketnummer 306124-04 door de Politierechter gewezen vonnis. De genoemde nota houdt onder meer het volgende in:
"Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Uit de het strafdossier tegen [aanvrager], parketnummer 16/306124-04, blijkt dat een persoon, genaamd [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] is aangehouden ter fine van executie van een onherroepelijk bij verstek gewezen vonnis door de politierechter te Utrecht op 12 oktober 2004, inhoudende ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Verzoeker is op 7 januari 2005 door de regiopolitie Zaanstad/Zaanstreek aangehouden ter executie van dit vonnis en daartoe overgebracht naar het politie-bureau aldaar en vervolgens geplaatst in het huis van bewaring te Alkmaar. De raadsman van verzoeker, heeft bij schrijven van 10 januari 2005 de officier van justitie te Utrecht verzocht de executie van het hiervoor bedoelde vonnis te schorsen en verzoeker onmiddellijk in vrijheid te stellen, daartoe stellende dat er sprake zou zijn van persoonsverwisseling.
De officier van justitie heeft terstond het huis van bewaring verzocht aan te geven of een persoon met de gegevens van [aanvrager], voornoemd in het huis van bewaring was ingesloten. Daartoe is de registratiekaart met bijbehorende foto van de gedetineerde [aanvrager] per fax ter beschikking gesteld van de officier van justitie. Vergelijking van de door het huis van bewaring ter beschikking gestelde foto en de bij de regiopolitie Utrecht ter beschikking staande foto's van [aanvrager] en [betrokkene 1], leverde op dat de ingesloten persoon [aanvrager] betrof.
Onderzoek, mondelinge en schriftelijke bevestiging per e-mail door de regiopolitie Utrecht, district Paardenveld, leverde op dat niet [aanvrager], doch [betrokkene 1] degene is die is aangehouden ter zake het strafbare feit waarvan de politierechter te Utrecht op 12 oktober 2004 vonnis wees. Het gegeven dat [betrokkene 1] reeds gedurende jaren zich bediende van de naam van zijn broer [aanvrager], was bij de regiopolitie Utrecht bekend, doch niet ter kennis gebracht van het Openbaar Ministerie te Utrecht.
Op 12 januari 2005 is verzoeker op bevel van de officier van justitie te Utrecht onmiddellijk in vrijheid gesteld en is de verdere executie van dit vonnis geschorst."
3.3. De inhoud van voormelde nota geeft steun aan de stelling waarop de vordering berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3.4. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de betrokkene van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
4. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de gegrond is en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de vordering tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 12 oktober 2004;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 mei 2006.