8 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/097HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
1. [Verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K.T.B. Salomons,
2. [Verweerder 2], voorheen handelende onder de naam: [A],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 18 september 1998 verweerders in cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [verweerster 1] en [verweerder 2] - gedagvaard voor de rechtbank te Leeuwarden en gevorderd:
a. [verweerster 1] en [verweerder 2] hoofdelijk te veroordelen des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] ten titel van schadevergoeding de somma van f 110.000,-- te betalen, althans een door de rechtbank ex aeqo et bono te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente sedert 11 juli 1997 (de dag dat [eiser] [verweerster 1] en [verweerder 2] in verzuim stelde) althans vermeerderd met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag van uiteindelijke betaling;
b. [verweerster 1] en [verweerder 2] te veroordelen om binnen een bij het vonnis te bepalen termijn ten overstaan van een daarbij te benoemen rechter-commissaris aan [eiser] rekening en verantwoording af te leggen met betrekking tot de door [verweerster 1] en [verweerder 2] ten gevolge van de inbreuk op [eiser]' auteursrecht, namelijk het maken van bouwtekeningen voor, respectievelijk het bouwen van 22 recreatiewoningen in het plan "Ymedaem" te Warns, genoten winst met de bepaling dat, indien [verweerster 1] en [verweerder 2] in gebreke mochten blijven op de door de rechter-commissaris bepaalde dag te verschijnen of rekening te doen, of de aan de rechter-commissaris overgelegde rekening binnen de daarvoor bepaalde termijn aan [eiser] te betekenen, zij daartoe gedwongen zullen kunnen worden door inbeslagneming en de verkoop van hun goederen tot een bedrag van f 110.000,-- waar het [verweerster 1] betreft en tot een bedrag van f 220.000,-- waar het [verweerder 2] betreft; voorts het bedrag van het door ieder der [verweerster 1] en [verweerder 2] aan [eiser] verschuldigde bedrag vast te stellen en [verweerster 1] en [verweerder 2] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een zodanige som, als aan deze blijkens de rekening en verantwoording zal toekomen, met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der voldoening;
[Verweerster 1] en [verweerder 2] hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 juli 2000 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij tussenarrest van 19 december 2001 heeft het hof [verweerder 2] en desgewenst [verweerster 1] in de gelegenheid gesteld stukken in het geding te brengen en zich uit te laten over een deskundigenonderzoek. Bij een tweede tussenarrest van 29 mei 2002 heeft het hof een deskundige benoemd teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de in het dictum van zijn arrest geformuleerde vragen. Nadat de deskundige op 30 mei 2003 zijn rapport had uitgebracht, heeft het hof bij tussenarrest van 21 april 2004 [eiser] en desgewenst [verweerder 2] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door [verweerster 1] bij akte van 17 september 2003 in het geding gebrachte stukken. Vervolgens heeft het hof bij eindarrest van 8 december 2004 het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden van 12 juli 2000 bekrachtigd en [eiser] in de gedingkosten veroordeeld.
De arresten van het hof van 19 december 2001, 21 april 2004 en 8 december 2004 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstgenoemde arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster 1] en [verweerder 2] hebben afzonderlijk geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. F.E. Vermeulen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot vernietiging van de bestreden arresten en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] is architect en heeft bouwtekeningen gemaakt aan de hand waarvan te Balk in het recreatieproject "Slotermeervilla's" recreatiewoningen zijn gebouwd.
(ii) [Verweerster 1] is de maker van bouwtekeningen voor 22 recreatiewoningen op het project "Ymedaem", die te Warns zijn gebouwd.
(iii) [Verweerder 2] exploiteert een bouwbedrijf te [plaats] en heeft de 22 recreatiewoningen te Warns gebouwd in opdracht van [betrokkene 1] aan de hand van de door [verweerster 1] gemaakte bouwtekeningen.
3.2 [Eiser] verwijt [verweerster 1] en [verweerder 2], en heeft aan zijn hiervoor bij 1 vermelde vorderingen ten grondslag gelegd, dat zij zijn auteursrecht op de bouwtekeningen voor de recreatiewoningen in Balk - de zogenoemde Slotermeervilla's - hebben geschonden, wat [verweerster 1] betreft doordat zij als architect die tekeningen heeft verveelvoudigd door ze te kopiëren en/of na te tekenen ten behoeve van de bouw van de recreatiewoningen in Warns, en wat [verweerder 2] betreft doordat hij als aannemer die aldus verveelvoudigde tekeningen heeft openbaar gemaakt door die recreatiewoningen te bouwen. De rechtbank heeft die vorderingen afgewezen. Zij oordeelde dat het ontwerp van [verweerster 1] niet kan worden beschouwd als een nabootsing en zeker niet als een kopie van het ontwerp van [eiser], en dat ook afgezien daarvan er tussen de beide ontwerpen zoveel verschillen zijn, dat niet kan worden gezegd dat de door [verweerster 1] ontworpen recreatiewoning een inbreuk vormt op het auteursrecht van [eiser].
3.3 Het hof is ingegaan op het verweer van [verweerster 1] en [verweerder 2] dat [eiser] geen auteursrecht heeft op zijn ontwerp voor de Slotermeervilla's omdat dat niet voldoet aan de eis dat dat een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn ontwerp wel degelijk aan die eis voldoet, heeft [eiser] gewezen op de gevelindeling, de plaatsing van de schoorsteen, het asymmetrische dak alsmede de interne indeling en maatvoering. Volgens [eiser] getuigt zijn concept zowel beschouwd in zijn totaalaanblik als beschouwd als combinatie van een aantal specifieke elementen, van originaliteit en een persoonlijk stempel. Het hof achtte zich, in zijn eerste tussenarrest (rov. 9) nog niet in staat om te beoordelen of het eigen, oorspronkelijke karakter en het persoonlijke stempel daadwerkelijk in [eiser]' ontwerp voor de Slotermeervilla's aanwezig zijn, zulks in het licht van twee omstandigheden te weten (i) het algemeen bekende feit dat reeds vele jaren in heel Nederland op voor recreatieve doeleinden bestemde terreinen vakantiehuizen van beperkte omvang en binnen beperkte budgetten worden gebouwd, hetgeen, nu veelal aan dezelfde functionaliteitseisen moet worden voldaan, de marges om nog origineel te kunnen ontwerpen, uiterst gering doet zijn en (ii) het feit dat [verweerder 2] bij gelegenheid van de pleidooien met nadruk heeft gesteld en te bewijzen heeft aangeboden dat er tientallen recreatiewoningprojecten zijn gerealiseerd (ook vóór het Slotermeervillaproject) waarbij gebouwd is naar ontwerpen, waarmee het ontwerp van [eiser] zodanig sterk overeenkomt dat het originaliteit mist. Het hof liet daarom een deskundigenonderzoek verrichten en stelde de navolgende vragen aan de deskundige:
"a. Bezit het door [eiser] gemaakte ontwerp van de Slotermeervilla's een eigen, oorspronkelijk, karakter en draagt het het persoonlijk stempel van de maker, een en ander gelet op de door [verweerster 1] en [verweerder 2] over te leggen ontwerpen van anderen, en, zo deze vraag bevestigend wordt beantwoord, op welke uiterlijke kenmerken is die opvatting gebaseerd?
b. Wat acht U inzake het door [eiser] gestelde auteursrecht op zijn ontwerp van de Slotermeervilla's en ook overigens met betrekking tot het onderhavige geschil nog van belang om op te merken?"
3.4 De deskundige heeft in zijn rapport de hiervoor in 3.3 onder a vermelde vraag bevestigend beantwoord. Het hof heeft de deskundige echter niet gevolgd. Die had naar 's hofs oordeel niet de juiste maatstaf aangelegd door kwaliteitscriteria te hanteren, terwijl een positieve beoordeling van de kwaliteit van een ontwerp volgens het hof niet noodzakelijkerwijs hoeft te betekenen dat sprake is van een eigen, oorspronkelijk karakter van dat ontwerp. Daarbij vond het hof dat in het antwoord van de deskundige in onvoldoende mate naar voren komt welke specifieke kenmerken van het ontwerp voor de deskundige bepalend zijn geweest voor een bevestigende beantwoording van de door het hof gestelde vraag. Ook blijkt volgens het hof uit het rapport niet op inzichtelijke wijze of, en zo ja hoe, de deskundige getoetst heeft aan de door hem zelf ontworpen criteria. Evenmin is de deskundige ingegaan op de verschillende ontwerpen die door partijen zijn overgelegd. Voorts achtte het hof de overweging die dragend lijkt te zijn voor de visie van de deskundige dat het ontwerp van [eiser] een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt - "daarbij speelt met name de evenwichtige samenhang die tussen de verschillende architectonische kenmerken bereikt wordt een belangrijke rol" - dermate vaag, dat onduidelijk is wat de deskundige terzake precies voor ogen heeft gestaan (rov. 7 van het tussenarrest van 21 april 2004). Een en ander leidde ertoe dat het hof voorshands het standpunt van de deskundige niet tot het zijne kon maken (rov. 8 van hetzelfde tussenarrest).
3.5 Het hof heeft vervolgens, na partijen nog gelegenheid te hebben gegeven zich bij akte uit te laten, geoordeeld dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat het ontwerp voor de Slotermeervilla's een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt (rov. 3 van het eindarrest). Daartoe overwoog het hof, onder verwijzing naar rov. 7 van het tussenarrest van 21 april 2004, dat het in hetgeen door [eiser] nog bij akte was aangevoerd onvoldoende aanleiding heeft gezien "om zijn voorlopig oordeel, als hierboven weergegeven, te laten varen of bij te stellen."
3.6 De onderdelen 1-3 richten zich met rechts- en motiveringsklachten tegen de in rov. 9 van het tussenarrest van 19 december 2001 neergelegde, door het hof bij de verdere beoordeling van de zaak kennelijk tot uitgangspunt genomen, opvatting dat het algemeen bekende feit dat reeds vele jaren in heel Nederland op voor recreatieve doeleinden bestemde terreinen vakantiehuizen van beperkte omvang en binnen beperkte budgetten worden gebouwd, meebrengt dat, nu veelal aan dezelfde functionaliteitseisen moet worden voldaan, de marges om nog origineel te kunnen ontwerpen "uiterst gering" zijn. De onderdelen gaan terecht ervan uit dat deze opvatting van het hof ten grondslag ligt aan zijn uiteindelijke, in rov. 3 van het eindarrest neergelegde, oordeel dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat het ontwerp voor de Slotermeervilla's een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt.
3.7 In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat het door het hof bedoelde algemeen bekende feit in verband met dezelfde functionaliteitseisen waaraan veelal moet worden voldaan, de marges voor een origineel ontwerp voor een vakantiehuis uiterst gering maakt. Bovendien kan deze opvatting van het hof, anders dan het hof kennelijk meende, geen houvast bieden bij de beantwoording van de vraag of het ontwerp voor de Slotermeervilla's in voldoende mate oorspronkelijk is om auteursrechtelijk te worden beschermd. Door niettemin de bestreden opvatting tot uitgangspunt te nemen heeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. In zoverre slaagt de rechtsklacht van onderdeel 2.
3.8 Onderdeel 8 bestaat uit een motiveringsklacht tegen het hiervoor in 3.5 vermelde oordeel van het hof in rov. 3 van het eindarrest. De klacht slaagt. De omstandigheid dat het deskundigenrapport, in verband met de in rov. 7 van het tussenarrest van 21 april 2004 vermelde bezwaren daartegen, naar 's hofs oordeel geen steun bood bij de beantwoording van de vraag of het ontwerp van [eiser] een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt, ontsloeg het hof er niet van die vraag, tot beantwoording waarvan het hof zich in het eerste tussenarrest zonder de hulp van een deskundigenbericht niet in staat achtte, alsnog te beantwoorden en zijn beslissing dienaangaande voldoende te motiveren in het licht van de door partijen in dat verband gevoerde debat als hiervoor in 3.3 verkort weergegeven. Zulk een motivering ontbreekt echter in 's hofs eindarrest.
3.9 De arresten van het hof kunnen niet in stand blijven. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te Leeuwarden van 19 december 2001, 29 mei 2002, 21 april 2004 en 8 december 2004;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerster 1] en [verweerder 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 1661,78 aan verschotten en € 2600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 8 september 2006.