3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op of omstreeks 25 januari 2003 heeft op de Noordzee benoorden Terschelling buiten de territoriale wateren op een diepwaterroute op het Nederlandse continentale plat - de zgn. Friesland Junction - een aanvaring plaatsgevonden tussen het zeeschip "Seawheel Rhine" en het zeeschip "Assi Eurolink". Als gevolg van de aanvaring is de "Assi Eurolink" vrijwel onmiddellijk gezonken.
(ii) De "Seawheel Rhine" behoort in eigendom toe aan Northsea, gevestigd in Zweden, die het schip in bevrachting heeft gegeven aan B&N, eveneens gevestigd in Zweden. De "Assi Eurolink" behoort in eigendom toe aan Westereems, gevestigd in Nederland.
(iii) Westereems heeft op 10 en 11 februari 2003 zowel Northsea als B&N gedagvaard voor de rechtbank Groningen tot vergoeding van casco- en andere schade verband houdende met het verlies van de "Assi Eurolink", alsmede van eventueel door haar aan de Nederlandse Staat te betalen wrakopruimingskosten.
(iv) Northsea heeft in reactie hierop op 19 februari 2003 een arbitrageprocedure aangespannen tegen B&N bij het Arbitration Institute of the Stockholm Chamber of Commerce in Zweden. Daarin vordert Northsea een verklaring door de arbiters dat B&N gehouden is haar schadeloos te stellen voor alle in verband met de aanvaring tegen haar gerichte aanspraken.
(v) B&N heeft vervolgens op 24 februari 2003 een beperkingsverzoek ingediend bij de rechtbank in Stockholm, Zweden, die bij beslissing van een of enkele dagen later dit verzoek heeft gehonoreerd en het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van B&N is beperkt voorshands heeft bepaald op € 2.255.218,62 (SEK 20.791.629,--/SDR 1.800.093), voor welk bedrag B&N bij het desbetreffende gerecht reeds een fonds had gevormd door middel van garantstellingen door The Swedish Club en Försäkingsaktiebolaget Alandia, respectievelijk de P&I Club en de cascoverzekeraar van de "Seawheel Rhine".
(vi) In het beperkingsverzoek worden als mogelijke crediteuren Northsea en Westereems genoemd. Westereems is niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord voorafgaande aan de beslissing. Zweden kent geen voorschrift dat de mogelijke crediteuren moeten worden geïnformeerd over een verzoek tot fondsvorming.
(vii) Op 13 maart 2003 heeft Westereems te Rotterdam conservatoir vreemdelingenbeslag doen leggen op de "Seawheel Rhine". Tegen het stellen van twee garanties - één van SDR 2.628.375, op 20 maart 2003, door de Swedish Club (voor wrakopruiming) en één van SDR 1.800.093, op 21 maart 2003, door Försäkingsaktiebolaget Alandia (voor het zakenfonds), beide namens Northsea - is het beslag opgeheven.
(viii) Westereems is in beroep gegaan tegen de onder (v) genoemde beslissing van de Zweedse rechter. Het SVEA Gerechtshof te Stockholm heeft dit beroep op 26 juni 2003 verworpen.
(ix) Westereems heeft in oktober 2003 haar vordering aangemeld voor het in Zweden gevormde beperkingsfonds, zij het voorwaardelijk en onder betwisting van - onder meer - de bevoegdheid van de Zweedse rechter.
(x) Naar aanleiding van de door Westereems daarbij gedane verzoeken heeft de Rechtbank te Stockholm bij beslissing van 29 april 2004 overwogen dat de eerdere beslissing over de fondsvorming geen voorlopig karakter heeft en dat, wanneer Westereems wil betogen dat haar vorderingen niet vatbaar zijn voor beperking in Zweden, of dat het fonds niet geldt voor kosten van wrakopruiming, dan wel naar Nederlands recht moet worden afgewikkeld, zij daarvoor een 'limitation action', een bodemprocedure, bij de Zweedse beperkingsrechter moet beginnen.
(xi) B&N en Northsea zijn inmiddels zelf zo'n 'limitation action' tegen Westereems begonnen in Zweden.
(xii) Nederland en Zweden zijn beide aangesloten bij het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid van maritieme vorderingen van 19 november 1976, Trb. 1980, 23, hierna: het Verdrag.
Anders dan Nederland heeft Zweden geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de toepasselijkheid van het Verdrag uit te sluiten voor de kosten van wrakopruiming. Zweden kent dan ook geen apart wrakkenfonds. Indien B&N en Northsea in Nederland een beperkingsverzoek zouden hebben ingediend, hadden zij naast het zakenfonds tevens een wrakkenfonds moeten vormen ter grootte van € 3.329.585,79 (SDR 2.628.375,00).