ECLI:NL:HR:2006:AX2034
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vennootschapsbelasting en de transparantie van LLC's
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 februari 2004, betreffende aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1998, 1999 en 2000. De belanghebbende, een houdster- en financieringsmaatschappij, had een belang van 20% in een in de Verenigde Staten gevestigde limited liability company (LLC), die op haar beurt de enige aandeelhouder was van twee vastgoedvennootschappen in het Verenigd Koninkrijk. De aanslagen voor de jaren 1999 en 2000 werden door de Inspecteur gehandhaafd, terwijl de aanslag voor 1998 na bezwaar werd verminderd.
Het Hof had geoordeeld dat de LLC voor Nederlandse fiscale doeleinden niet transparant was, wat betekende dat de winst van de LLC niet direct aan de participanten kon worden toegerekend. Dit oordeel was gebaseerd op de overwegingen dat de participanten slechts aansprakelijk zijn tot hun inleg en dat de onderneming van de LLC in casu eigendom is van de LLC zelf. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak, waarbij de Advocaat-Generaal concludeerde tot gegrondverklaring van het cassatieberoep en verwijzing voor feitelijk onderzoek.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de LLC een vennootschap is wier kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, aanhef en letter a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de klachten van de belanghebbende faalden. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en er werden geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.