ECLI:NL:HR:2006:AX1693

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01849/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over terbeschikkingstelling en de geldigheid van psychologisch advies in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1956 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring te Scheveningen, was eerder veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte de terbeschikkingstelling had gebaseerd op een psychologisch rapport dat meer dan een jaar voor de terechtzitting was gedateerd, zonder dat er instemming was van het Openbaar Ministerie en de verdachte, zoals vereist volgens artikel 37a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging en de terbeschikkingstelling, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De zaak benadrukt het belang van actuele en instemmingsgebonden rapportages in het kader van terbeschikkingstelling en de rechtsbescherming van de verdachte. De Advocaat-Generaal had eerder geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen, maar de Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

20 juni 2006
Strafkamer
nr. 01849/05
SG/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 februari 2005, nummer 20/000212-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring te Scheveningen.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - behoudens wat betreft de bespreking van een beroep op noodweer(exces) en de motivering van de straf en de maatregel - bevestigd een vonnis van de Rechtbank te Maastricht van 11 december 2003, waarbij de verdachte ter zake van "poging tot zware mishandeling" is veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en waarbij is bevolen dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, met onttrekking aan het verkeer zoals in het vonnis omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. D.V.A. Brouwer en mr. C.W. Noorduyn, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, doch uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de aan verdachte opgelegde terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof in strijd met art. 37, tweede lid, Sr de opgelegde terbeschikkingstelling met dwangverpleging heeft gebaseerd op een rapport dat is gedagtekend meer dan een jaar voor aanvang van de terechtzitting.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof van 2 februari 2005 houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"In verband met de gewijzigde samenstelling van het hof wordt het onderzoek opnieuw aangevangen. (...)
De voorzitter houdt voor de korte inhoud van:
- een brief d.d. 26 januari 2003 van dr. Ter Heine,
- een psychiatrisch rapport van dr. Van Loo d.d. 28 april 2003;
- een klinisch psychologisch rapport van dr. Ter Heine d.d. oktober 2003;
- een aanvullend psychiatrisch rapport van dr. Van Loo d.d. 10 januari 2005.
(...)
De voorzitter deelt mede dat het hof om een aanvullende psychiatrische rapportage had verzocht omdat, voordat met de behandeling in hoger beroep een aanvang werd genomen, inmiddels een jaar was verstreken sedert de opmaak van het psychiatrisch rapport van april 2003.
De verdachte verklaart het volgende.
(...) Ik ben het niet eens met de conclusie en met het advies van de deskundigen. Een half jaar gevangenisstraf voor zware mishandeling is een kleine straf. De opgelegde TBS is onterecht. (...)
De advocaat-generaal voert het woord.
(...) De laatste vraag is of verdachte strafbaar is. De rapportage van dr. Van Loo vermeldt dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Er is sprake van recidivegevaar. De samenleving loopt gevaar als verdachte vrijkomt. De tweede rapportage van dr. Ter Heine ondersteunt deze conclusie van dr. Van Loo. Het advies luidt: TBS met dwangverpleging. Ik pleit er voor dat we dat advies opvolgen.(...)
De raadsman van verdachte voert het woord tot verdediging.
(...) Vervolgens komen de deskundigenrapportages aan de orde. De maatregel van TBS kan immers wel worden opgelegd in geval van ontslag van alle rechtsvervolging. Verdachte stelt dat hij niets mankeert en om die reden is hij niet vatbaar voor een behandeling. De vraag waar het hier om draait is of verdachte behandeld zou moeten worden. Levert hij een gevaar op voor de samenleving? Mijn antwoord luidt ontkennend. Het is een eenmalig incident geweest. Verdachte is niet eerder voor geweldsdelicten veroordeeld. Verdachte is wellicht een vreemde kostganger maar hij is niet gevaarlijk. Ik kom dan ook niet tot de maatregel van TBS met dwangverpleging. Misschien is er bij verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis maar de maatschappij behoeft geen bescherming tegen verdachte. Ik verzoek het hof geen TBS met dwangverpleging op te leggen.(...)"
3.3. Het Hof heeft ten aanzien van de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling overwogen:
"De strafbaarheid van de verdachte
(...)
3. Ten aanzien van verdachte is door dr. B.G.T.J. ter Heine, klinisch psycholoog en psychotherapeut, in oktober 2003 een rapport opgemaakt met betrekking tot de geestvermogens van verdachte. Tevens is door dr. R.J.M. van Loo, psychiater, op 10 januari 2005 daaromtrent een rapport opgemaakt, welk rapport als aanvulling geldt op het door hem eerder op 28 april 2003 opgemaakte rapport.
Conclusies:
Ter Heine: Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke, psychiatrische stoornis, diagnostisch te benoemen als een manisch psychotische stoornis. Daarnaast is er sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis.
Bovengenoemde psychopathologische fenomenen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, bovendien met een versterkend interactie-effect. Op grond van de bij betrokkene aangetroffen psychiatrische stoornis in engere zin en de achterliggende persoonlijkheidspathologie wordt hij als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd.
Van Loo: Onderzochte lijdt momenteel zowel aan een ziekelijke stoornis als aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. In psychiatrisch diagnostische zin betreft het een man met een schizoaffectieve stoornis, die in een manische fase verkeert. Bovendien is bij betrokkene sprake van een persoonlijkheidsstoornis van het gemengde type met voornamelijk antisociale en narcistische kenmerken. Deze psychopathologische factoren waren bij de betrokkene ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde de ten laste gelegde gedragingen van onderzochte in aanzienlijke mate. Als gevolg van (zowel) de manische fase van de schizoaffectieve stoornis als vanwege de persoonlijkheidspathologie is er sprake van sterk verminderde toerekening.
Het hof verenigt zich met voornoemde conclusies en de gronden waarop zij berusten en maakt deze tot de zijne. Het bewezenverklaarde kan aan verdachte worden toegerekend, zij het in sterk verminderde mate. Het hof zal hiermee rekening houden bij de hierna te vermelden strafoplegging.
(...)
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
(...)
Last tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
Bij de straftoemeting en bij het opleggen van na te melden maatregel heeft het hof voorts gelet op de inhoud van de eerder genoemde rapporten van dr. B.G.T.J. ter Heine, klinisch psycholoog en psychotherapeut, en van dr. R.J.M. van Loo, psychiater.
Behalve de conclusies hiervoor onder 3 opgenomen, welke conclusies het hof reeds tot de zijne heeft gemaakt, houden voornoemde rapportages van dr. Ter Heine en dr. Van Loo nog het volgende in:
(...)
Het hof neemt voormelde conclusies en advies van de deskundigen eveneens over en maakt deze tot de zijne.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat, gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat het hof naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting heeft gekregen, verdachte ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege dient te worden verpleegd.(...)
Het hof bevestigt derhalve deze door de rechtbank opgelegde maatregel."
3.4. Gezien het voorgaande heeft het Hof de last tot terbeschikkingstelling van de verdachte mede gebaseerd op het advies van dr. B.G.T. ter Heine, klinisch psycholoog en psychotherapeut, dat blijkens het bestreden arrest gedateerd is oktober 2003.
3.5. Het hier krachtens art. 37a, tweede lid, Sr toepasselijke art. 37, tweede lid, Sr bepaalt in de laatste volzin dat indien het desbetreffende advies eerder dan een jaar vóór de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, de rechter hiervan slechts gebruik kan maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte. Nu noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting noch uit het arrest van het Hof van die instemming blijkt, heeft het Hof ten onrechte de beslissing tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling mede op dit advies gebaseerd.
3.6. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de last tot terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 juni 2006.