ECLI:NL:HR:2006:AX1636

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/087HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de uitbreiding van een omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, verzoeker tot cassatie, had in eerste instantie een omgangsregeling aangevraagd bij de rechtbank te Groningen, die op 16 maart 2004 de echtscheiding uitsprak en een omgangsregeling vaststelde. De rechtbank hield verdere beslissingen over de omgangsregeling aan, zodat de vader de gelegenheid kreeg om een verzoek tot uitbreiding van de regeling in te dienen. Op 20 april 2004 werd de omgangsregeling uitgebreid, maar de vader ging in hoger beroep tegen deze beschikking, omdat hij vond dat de regeling niet ver genoeg ging.

Het gerechtshof te Leeuwarden vernietigde op 30 maart 2005 de beschikking van de rechtbank en stelde een nieuwe omgangsregeling vast, die de vader het recht gaf om de kinderen een weekend per veertien dagen bij zich te ontvangen, zodra de dochter naar de basisschool zou gaan. De vader was echter van mening dat het hof niet voldoende had gereageerd op zijn verzoek om ook de zomervakantieregeling uit te breiden. Hij stelde dat het hof dit onderdeel van zijn verzoek over het hoofd had gezien.

De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden beschikking van het hof niet in stand kon blijven, omdat het hof niet had gemotiveerd waarom het verzoek van de vader met betrekking tot de zomervakantieregeling niet was toegewezen. De Hoge Raad besloot zelf de zaak af te doen en stelde een nieuwe omgangsregeling vast, waarbij de vader naast de eerder vastgestelde regeling ook gerechtigd werd om de kinderen een weekend per veertien dagen en twee aaneengesloten weken in de zomervakantie bij zich te ontvangen, zodra de dochter naar de basisschool gaat.

Uitspraak

8 september 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/087HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van de rechtbank te Groningen van 16 maart 2004 is tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - en verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - echtscheiding uitgesproken en is tussen de vader en de minderjarige kinderen van partijen, [de dochter] en [de zoon], een omgangsregeling vastgesteld. De rechtbank heeft voorts iedere overige beslissing terzake de omgangsregeling met de kinderen aangehouden en de zaak naar de rol verwezen teneinde de vader in de gelegenheid te stellen zich bij akte nader uit te laten over een door de vader verzochte uitbreiding van de omgangsregeling.
Nadat de vader op 23 maart 2004 een akte had genomen, heeft de rechtbank bij beschikking van 20 april 2004 beslist dat de vader is gerechtigd (naast de bij de beschikking van 16 maart 2004 vastgestelde omgangsregeling) de kinderen van partijen, zodra beide kinderen naar de basisschool gaan een weekend per veertien dagen en twee weken in de zomervakantie bij zich te ontvangen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De vader heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank van 20 april 2004 te vernietigen en, opnieuw beslissende, te bepalen dat de vader naast de bij beschikking van de rechtbank van 16 maart 2004 vastgestelde omgangsregeling, gerechtigd is de kinderen gedurende een weekend per twee weken en twee aaneengesloten weken in de zomervakantie bij zich te ontvangen zodra [de dochter] naar de basisschool gaat.
Bij beschikking van 30 maart 2005 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw beslissende, tussen de vader en de minderjarigen [de dochter] en [de zoon] een omgangsregeling vastgesteld in die zin dat de vader, naast de bij de beschikking van 16 maart 2004 vastgestelde omgangsregeling, gerechtigd is de minderjarigen bij zich te ontvangen een weekend per veertien dagen zodra [de dochter] naar de basisschool gaat.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als weergegeven onder 11 van de conclusie.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Partijen zijn op 2 april 2001 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen zijn twee kinderen geboren, [de dochter] op [geboortedatum] 2001 en [de zoon] op [geboortedatum] 2003. Bij beschikking van 16 maart 2004 heeft de rechtbank op verzoek van de moeder echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 28 juni 2004 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 Bij beschikkingen van 16 maart 2004 en 20 april 2004 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld, inhoudende dat de vader gerechtigd is de kinderen een dag per week op een zaterdag of zondag van 10.00 tot 17.00 uur bij zich te ontvangen. Voorts is de vader gerechtigd de kinderen een weekend per veertien dagen en twee weken in de zomervakantie bij zich te ontvangen zodra beide kinderen naar de basisschool gaan.
3.3 De vader heeft hoger beroep ingesteld. De vader heeft het hof verzocht de beschikking van 20 april 2004 te vernietigen en, opnieuw beslissende, te bepalen dat de vader, naast de bij de beschikking van de rechtbank van 16 maart 2004 vastgestelde omgangsregeling, gerechtigd is om de kinderen gedurende een weekend per twee weken en twee aaneengesloten weken in de zomervakantie bij zich te ontvangen zodra [de dochter] naar de basisschool gaat. De moeder heeft een verweerschrift ingediend, waarbij zij het verzoek van de vader heeft bestreden. Zij heeft het hof verzocht de vader in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem het verzoek te ontzeggen onder bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep.
3.4 Bij beschikking van 30 maart 2005 heeft het hof overwogen dat in het belang van de kinderen de omgangsregeling spoedig dient te worden uitgebreid naar een weekendregeling. Derhalve is het hof van oordeel dat de weekendregeling moet ingaan vanaf het moment dat [de dochter] de basisschool zal gaan bezoeken. Het hof heeft vervolgens de beschikking waarvan beroep vernietigd en tussen de vader en de kinderen een omgangsregeling vastgesteld in die zin dat de vader, naast de bij de beschikking van 16 maart 2004 vastgestelde omgangsregeling, gerechtigd is de minderjarigen bij zich te ontvangen een weekend per veertien dagen zodra [de dochter] naar de basisschool gaat.
3.5.1 Onder aanvoering van één middel is de vader tegen de beschikking van het hof in cassatie gekomen. Het middel klaagt dat het verzoek van de vader in hoger beroep tevens inhield dat ook de zomervakantieregeling zou gaan gelden zodra [de dochter] naar de basisschool zou gaan. Op dit onderdeel van het verzoek heeft het hof geen beslissing gegeven zodat de beschikking van het hof niet naar de eisen der wet met voldoende redenen is omkleed, aldus de klacht.
3.5.2 Uit het dictum van de bestreden beschikking volgt dat het hof het onderdeel van het verzoek van de vader dat betrekking heeft op de omgangsregeling in de zomervakantie niet heeft toegewezen. Uit de overwegingen van het hof volgt echter niet waarom het hof dit onderdeel van het verzoek van de vader niet toewijsbaar heeft geoordeeld. Aangezien partijen slechts verdeeld waren over het tijdstip waarop de uitbreiding van de omgangsregeling zou moeten ingaan heeft het hof, kennelijk dit punt over het hoofd gezien.
3.6 Nu in het dictum het bedoelde onderdeel van het verzoek van de vader niet is toegewezen kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 30 maart 2005, doch uitsluitend voorzover het hof in het dictum een (nadere) omgangsregeling heeft bepaald, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, stelt de volgende omgangsregeling vast:
de vader is, naast de bij de beschikking van 16 maart 2004 vastgestelde omgangsregeling, gerechtigd de kinderen van partijen, [de dochter] en [de zoon], een weekend per veertien dagen en twee aaneengesloten weken in de zomervakantie bij zich te ontvangen zodra [de dochter] naar de basisschool gaat.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 8 september 2006.