ECLI:NL:HR:2006:AX1578

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/144HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen een handelsbedrijf in bloembollen en de aandeelhouder van een veredelingsbedrijf naar aanleiding van een vermeende overname van een ‘bloembollenkraam’

In deze zaak gaat het om een geschil tussen M.J. Holding B.V., een handelsbedrijf in bloembollen, en een aandeelhouder van een veredelingsbedrijf. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een vermeende overname van een 'bloembollenkraam'. M.J. Holding heeft op 28 april 2000 de verweerder in cassatie gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar. De eiseres vorderde primair de gedeeltelijke ontbinding van een overeenkomst uit april 1999, subsidiair de gedeeltelijke vernietiging van deze overeenkomst, en een aanpassing van de koopsom met een bedrag van ƒ 6.000.000,--. Daarnaast vorderde M.J. Holding schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 mei 1999 of vanaf 19 maart 2000.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 1 maart 2001 beide partijen toegelaten tot bewijslevering. Na een enquête en pleidooi heeft de rechtbank op 4 juni 2003 de vordering van M.J. Holding afgewezen. Hierop heeft M.J. Holding hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar zij haar eis heeft gewijzigd. Het hof heeft op 20 januari 2005 de bestreden vonnissen bekrachtigd, waarop M.J. Holding cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van M.J. Holding verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

1 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/144HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
M.J. HOLDING B.V.,
gevestigd te Sassenheim,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: M.J. Holding - heeft bij exploot van 28 april 2000 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair de overeenkomst van april 1999 gedeeltelijk te ontbinden, subsidiair deze gedeeltelijk te vernietigen, althans de koopsom te verminderen met in ieder geval ƒ 6.000.000,--, althans deze zodanig te wijzigen dat M.J. Holding in de positie wordt gebracht waarin zij bij een juiste voorstelling van zaken zou hebben verkeerd en [verweerder] te veroordelen om aan M.J. Holding te voldoen de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 1999, althans vanaf 19 maart 2000, althans vanaf het moment van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 1 maart 2001 beide partijen tot bewijslevering toegelaten. Na gehouden enquête en pleidooi heeft de rechtbank bij eindvonnis van 4 juni 2003 de vordering afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft M.J. Holding hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft M.J. Holding haar eis gewijzigd en gevorderd dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de overeenkomst van april 1999 gedeeltelijk zal ontbinden, althans subsidiair gedeeltelijk zal vernietigen, in dier voege dat het hof de koopsom vermindert met in ieder geval ƒ 6.000.000,--, althans de koopsom met in ieder geval dat bedrag naar beneden wijzigt, waardoor M.J. Holding in de positie wordt gebracht waarin zij bij een juiste voorstelling van zaken zou hebben verkeerd en [verweerder] zal veroordelen tot het eerder bedoelde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan M.J. Holding te voldoen, subsidiair [verweerder] zal veroordelen aan M.J. Holding te voldoen de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en [verweerder] zal veroordelen daarop een voorschot te betalen aan M.J. Holding van het Euro-equivalent van ƒ 6.000.000,--, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij arrest van 20 januari 2005 heeft het hof de bestreden vonnissen bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft M.J. Holding beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor M.J. Holding toegelicht door haar advocaat en voor [verweerder] namens zijn advocaat door mr. B. Winters, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt M.J. Holding in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 september 2006.