ECLI:NL:HR:2006:AX1339

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/100HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen verkoper en koper van een woonhuis over schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis

In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen de verkoper van een woonhuis en de koper. De verweerster in cassatie, hierna aangeduid als [verweerster], heeft op 24 februari 2004 eiser tot cassatie, hierna aangeduid als [eiser], in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen. De vordering van [verweerster] was gericht op de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis van de rechtbank te Groningen, uitgesproken op 13 december 2002. Dit vonnis had betrekking op de verkoop van de woning en de bijbehorende verplichtingen van [eiser]. De voorzieningenrechter heeft op 27 februari 2004 de vordering van [verweerster] toegewezen, wat leidde tot een hoger beroep door [eiser] bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft op 12 januari 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Hierna heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

12 mei 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/100HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 24 februari 2004 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren, te bepalen dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zoals uitgesproken bij vonnis van de rechtbank te Groningen van 13 december 2002 met rolnummer 61320/HA ZA 02-735 wordt geschorst en dat het [eiser] wordt verboden om jegens [verweerster] executiemaatregelen te treffen op grond van voormeld vonnis, dit op straffe van een dwangsom van € 150.000,--, indien hij, nadat dit vonnis is gewezen, dit verbod overtreedt en hem te veroordelen in de kosten van dit geding.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 27 februari 2004 de vordering toegewezen en [eiser] veroordeeld in de kosten van dit geding.
Tegen het vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 12 januari 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 mei 2006.