ECLI:NL:HR:2006:AX1339
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil tussen verkoper en koper van een woonhuis over schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis
In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen de verkoper van een woonhuis en de koper. De verweerster in cassatie, hierna aangeduid als [verweerster], heeft op 24 februari 2004 eiser tot cassatie, hierna aangeduid als [eiser], in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank te Groningen. De vordering van [verweerster] was gericht op de schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een eerder vonnis van de rechtbank te Groningen, uitgesproken op 13 december 2002. Dit vonnis had betrekking op de verkoop van de woning en de bijbehorende verplichtingen van [eiser]. De voorzieningenrechter heeft op 27 februari 2004 de vordering van [verweerster] toegewezen, wat leidde tot een hoger beroep door [eiser] bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het hof heeft op 12 januari 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [eiser] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Hierna heeft [eiser] cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.