ECLI:NL:HR:2006:AW6242
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Wijziging van partneralimentatie en terugbetalingsverplichting
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de wijziging van de partneralimentatie. De man heeft op 25 februari 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin hij verzocht om de alimentatie voor de vrouw met ingang van 22 april 2002 op nihil te stellen. De rechtbank heeft op 21 december 2004 het verzoek van de man afgewezen en de alimentatie vastgesteld op € 1.179 per maand, later verlaagd naar € 1.095 per maand. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft op 14 september 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie met terugwerkende kracht op nihil gesteld. De vrouw heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de alimentatie met terugwerkende kracht is gewijzigd. De Hoge Raad oordeelt dat bij een wijziging van de alimentatie over een periode in het verleden, de rechter moet beoordelen in hoeverre de onderhoudsgerechtigde in redelijkheid kan worden verplicht tot terugbetaling van ontvangen alimentatie. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over alimentatie, vooral wanneer dit leidt tot aanzienlijke terugbetalingsverplichtingen voor de onderhoudsgerechtigde. De zaak illustreert ook de complexiteit van alimentatiegeschillen en de noodzaak voor rechters om de financiële situatie van beide partijen grondig te onderzoeken.