ECLI:NL:HR:2006:AW6070

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/289HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid in geschil tussen (erven van) bestuurder en leverancier

In deze zaak gaat het om een geschil over bestuurdersaansprakelijkheid tussen de (erven van) een bestuurder/aandeelhouder en een leverancier. De eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], heeft op 10 november 1989 [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. De eiseres vorderde een bedrag van ƒ 167.812,04 (ofwel € 76.149,78), vermeerderd met wettelijke rente, wegens onbetaald gebleven facturen. Na het overlijden van [betrokkene 1] op 21 februari 1990 hebben de verweersters in cassatie, de erven van [betrokkene 1], de procedure voortgezet. De rechtbank heeft de vordering van de eiseres bij vonnis van 19 januari 1991 afgewezen. Hierop heeft de eiseres hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 4 mei 2004 het vonnis heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De erven van [betrokkene 1] hebben geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1159,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

2 juni 2006
Eerste Kamer
Nr. C04/289HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. G.R. van der Plas.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 10 november 1989 [betrokkene 1], wonende te [woonplaats] - verder te noemen: [betrokkene 1] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [betrokkene 1] te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 167.812,04 (ofwel € 76.149,78), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Betrokkene 1] heeft de vordering bestreden.
Na overlijden van [betrokkene 1] op 21 februari 1990 hebben verweersters in cassatie - verder te noemen: de erven [betrokkene 1] - verder geprocedeerd tegen [eiseres].
De rechtbank heeft bij vonnis van 19 januari 1991 de vordering afgewezen.
Tegen het vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
De erven [betrokkene 1] hebben geen memorie van antwoord genomen, waarop desgevraagd door [eiseres] een akte non-conclusie is verkregen en heeft [eiseres] recht op stukken verzocht.
Bij arrest van 4 mei 2004 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erven [betrokkene 1] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de erven [betrokkene 1] begroot op € 1159,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 2 juni 2006.