ECLI:NL:HR:2006:AW4067
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het begrip definitief vastgesteld inkomen in de Ziekenfondswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Ziekenfondswet (Zfw). De zaak betreft een beroep van belanghebbende, X, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 december 2004. De Inspecteur had bij beschikking verklaard dat belanghebbende voor het jaar 2004 niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 3d, lid 1, van de Zfw. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie en oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat het begrip 'definitief vastgesteld inkomen' in de context van de Regeling tijdvak en inkomen ziekenfondsverzekering zelfstandigen ook betrekking heeft op door middel van een navorderingsaanslag vastgesteld inkomen. Dit oordeel werd als juist beschouwd, evenals de conclusie dat de Inspecteur mocht uitgaan van de navorderingsaanslagen over de jaren 1999 en 2000. Het eerste cassatiemiddel faalde derhalve.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat het Hof terecht had vastgesteld dat de Inspecteur niet onredelijk had gehandeld door de verklaring te baseren op de navorderingsaanslagen, en dat het Hof niet verplicht was om op alle argumenten van belanghebbende afzonderlijk in te gaan. De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Deze uitspraak bevestigt de interpretatie van het begrip 'definitief vastgesteld inkomen' en de toepassing daarvan in de Ziekenfondswet.