ECLI:NL:HR:2006:AW3583
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verwerping van cassatieberoep in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte, geboren in 1949, die woonachtig is in [woonplaats]. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 25 maart 2005 had geoordeeld in de strafzaak met nummer 21/006105-03. De verdachte werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W.J.E. Hendriks, die middelen van cassatie had voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal. Na beoordeling van de ingediende middelen, oordeelde de Hoge Raad dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak en verwierp het beroep. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.