ECLI:NL:HR:2006:AW3581

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01793/05 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen vervoer en de toepassing van de Wet goederenvervoer over de weg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, een B.V., was eerder door de Economische Politierechter in de Rechtbank te Arnhem veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,- voor overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Wet goederenvervoer over de weg. De verdachte stelde dat er sprake was van 'eigen vervoer' zoals bedoeld in de wet, maar het Hof had dit verweer verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de gebezigde bewijsmiddelen aantonen dat de vrachtauto met chauffeur was uitgeleend aan een transporteur en dat het vervoer voor derden geschiedde. Dit betekende dat er geen sprake was van eigen vervoer, aangezien de vrachtauto niet werd gebruikt voor het vervoer van goederen uitsluitend bestemd voor of afkomstig van de eigen onderneming van de verdachte. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk was en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de eerdere veroordeling van de verdachte.

Uitspraak

13 juni 2006
Strafkamer
nr. 01793/05 E
LR/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 21 februari 2005, nummer 21/004401-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 11 september 2003 - de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 5, eerste lid, Wet goederenvervoer over de weg, begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,- euro.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.P. Vroegh, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede en het derde middel
4.1. De middelen keren zich met rechts- en motiveringsklachten tegen de verwerping door het Hof van het verweer dat sprake was van 'eigen vervoer' als bedoeld in art. 1, eerste lid onder g, van de Wet goederenvervoer over de weg.
4.2. De middelen falen op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaten-Generaal onder 14 tot en met 20.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 13 juni 2006.