ECLI:NL:HR:2006:AW2536

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02402/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak wegens verzuim van hof om te beslissen op vordering benadeelde partij in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats des misdrijfs had verschaft door middel van braak. De verdachte was ter zake van deze feiten door het Hof veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf, met vernietiging van een eerder vonnis van de Rechtbank te Groningen.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P.H.L.M. Souren. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof verzuimd heeft te beslissen op de vordering van de benadeelde partij, die zich in eerste aanleg had gevoegd en wiens vordering tot schadevergoeding was toegewezen. Dit verzuim leidt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het betreft de beslissing over de vordering van de benadeelde partij en de strafoplegging.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat deze in zoverre opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Voor het overige heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster, met medewerking van de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker. Mr. Corstens was buiten staat om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

4 juli 2006
Strafkamer
nr. 02402/05
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 april 2005, nummer 24/000154-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland" te Almere.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Groningen van 22 januari 2004 - de verdachte ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.1. De aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding houden in dat v.o.f. [A], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het onderhavige strafproces heeft gevoegd en dat haar vordering tot schadevergoeding door de Rechtbank bij vonnis van 22 januari 2004 is toegewezen tot een bedrag van € 5.955,08.
4.2. Ingevolge art. 421, tweede lid, Sv duurt de voeging die in eerste aanleg heeft plaatsgehad, van rechtswege voort in hoger beroep voorzover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen.
4.3. De bestreden uitspraak, houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad zal de uitspraak in zoverre en voor wat de strafoplegging betreft vernietigen.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voorzover daarin niet een beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij alsmede voor wat de strafoplegging betreft;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 4 juli 2006.
Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.