ECLI:NL:HR:2006:AW2475

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01809/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de woning van het slachtoffer had verschaft door middel van braak. De verdachte had samen met mededaders op 8 juni 2002 in de woning van het slachtoffer verschillende goederen, waaronder twee playstations en een DVD-speler, weggenomen. De verdediging stelde dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen had verricht en niet had deelgenomen aan een gezamenlijk plan, en verzocht om vrijspraak.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen, met name de verklaring van een mededader, voldoende aanwijzingen bevatten dat de verdachte wel degelijk uitvoeringshandelingen had verricht die duiden op medeplegen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof in zijn uitspraak voldoende redenen had gegeven voor het niet aanvaarden van het standpunt van de verdediging. Het beroep in cassatie werd verworpen, omdat er geen gronden waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de verdachte door het Hof, dat hem een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf had opgelegd.

Uitspraak

6 juni 2006
Strafkamer
nr. 01809/05
JB/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juni 2005, nummer 23/002449-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 22 oktober 2003 - de verdachte ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv heeft nagelaten in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het standpunt van de verdediging dat er van handelen tezamen en vereniging met anderen geen sprake was.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 8 juni 2002 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan perceel [a-straat 1], heeft weggenomen twee playstations en een DVD-speler en een CD-speler en een equalizer en een horloge en een walkman en een tweepersoonsdeken, ten dele toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak door met een stok een ruit van de centrale voordeur van perceel [a-straat 1] in te slaan en vervolgens de voordeur van perceel [a-straat 1] open te drukken."
3.2.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2005, voorzover inhoudende:
"Op 8 juni 2002 ben ik met [mededader 1], [mededader 2] en [mededader 3] naar de woning van [slachtoffer] aan de [a-straat 1] te [plaats] gegaan. Ik liep met [mededaders 1 en 2] mee naar boven. Op een gegeven moment liepen wij drieën weer naar beneden en gingen het huis uit. Vervolgens zijn we in een auto weggereden."
b. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op 7 juni 2002 heb ik mijn woning, [a-straat 1] te [plaats], verlaten. Vandaag ben ik naar mijn woning gegaan. Ik zag dat twee playstations, een DVD-speler, een CD-speler, een equalizer, een horloge, een walkman en een tweepersoonsdeken waren weggenomen. De toegangsdeur van mijn woning is stuk. Ook is een raampje van de gezamenlijke toegangsdeur van het trapportaal vernield. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. Alle goederen zijn mijn eigendom, behalve een playstation."
c. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [mededader 1]:
"Op 8 juni 2002 ben ik met [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]), [mededader 2] (het hof begrijpt: [mededader 2]) en [mededader 3] (het hof begrijpt: [mededader 3]) naar [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) gereden in de [a-straat] te [plaats]. Ik heb met een stok een ruitje in de voordeur stuk geslagen. [Verdachte] en [mededader 2] stonden er gewoon bij. Toen ik boven was, kwamen [verdachte] en [mededader 2] ook boven. Ik drukte de deur van de woning van [slachtoffer] open met een duw van mijn linkerschouder. Ik ben naar binnen gelopen en toen kwamen [verdachte] en [mededader 2] ook de woning van [slachtoffer] binnen. Ik heb tegen [verdachte] en [mededader 2] gezegd: kom pak een paar spullen op en gooi die in de deken, dan nemen wij die mee naar beneden. Ik heb toen een deken van [slachtoffer] gepakt. Ik heb twee playstations gepakt, [mededader 2] de DVD-speler. Zij wisten dat de woning van [slachtoffer] was. Het is hun eigen initiatief geweest. Zij kwamen achter mij aan lopen."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren C.B. van den Eerenbeemt en J. Osterop, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 8 juni 2002 zagen wij ter hoogte van perceel [a-straat 1] (het hof begrijpt: te [plaats]) een zekere [betrokkene 1]. [Betrokkene 1] verklaarde dat hij drie mannen zag komen uit het trapportaal van [a-straat 1], die samen een opgerold laken droegen. De drie mannen gooiden het laken in de kofferbak van de auto."
3.3. De aan het procesverbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2005 gehechte pleitnotities houden, voorzover van belang voor de beoordeling van het middel, in dat de verdachte geen enkele uitvoeringshandeling heeft verricht, dat er geen sprake is geweest van een gezamenlijk plan en dat de verdachte niet heeft gedeeld in de opbrengst maar dat hij slechts ter plaatse aanwezig was alwaar hij werd geconfronteerd met het wegnemen door voornoemde [mededader 1] en dat hij vervolgens zonder iets te doen weer naar buiten is gelopen. Als conclusie wordt verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
3.4. Uit de gebezigde bewijsmiddelen - in het bijzonder uit de verklaring van [mededader 1] - is af te leiden dat zodanige uitvoeringshandelingen door de verdachte zijn verricht dat sprake is van diens medeplegen. Aldus bevat de uitspraak voldoende gegevens waarin de nadere motivering ligt besloten aangaande het niet aanvaarden door het Hof van het onder 3.3 weergegeven standpunt (vgl. HR 11 april 2006, LJN AU9130, rov. 3.8.2.(i)).
3.5. Het middel faalt derhalve.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 6 juni 2006.