ECLI:NL:HR:2006:AW2109

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/129HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van definitieve schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van informatieplicht

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van een definitieve schuldsaneringsregeling op basis van artikel 350 lid 3 van de Faillissementswet. De verzoeker tot cassatie, hierna aangeduid als de schuldenaar, had in 2003 een faillissement dat door de rechtbank te Zutphen werd opgeheven. De rechtbank stelde een schuldsaneringsregeling in, waarbij een rechter-commissaris en een bewindvoerder werden benoemd. In maart 2004 werd het saneringsplan vastgesteld. De bewindvoerder heeft vervolgens meerdere verzoeken ingediend om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaar zijn informatieplicht niet nakwam.

Er vonden verschillende mondelinge behandelingen plaats, en op 18 mei 2005 werd een verificatievergadering gehouden. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 17 augustus 2005 de schuldsaneringsregeling beëindigd, met de mededeling dat de schuldenaar in staat van faillissement zou verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde zou gaan. De schuldenaar ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 22 september 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde.

Tegen dit arrest heeft de schuldenaar cassatie ingesteld. De Hoge Raad, in zijn arrest van 30 juni 2006, heeft de klachten van de schuldenaar verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het arrest is uitgesproken door de raadsheren P.C. Kop, J.C. van Oven, F.B. Bakels en E.J. Numann.

Uitspraak

30 juni 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/129HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 17 december 2003 heeft de rechtbank te Zutphen het faillissement van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaar - opgeheven, de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hem uitgesproken, met benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Bij vonnis van 11 maart 2004 heeft de rechtbank te Zutphen het saneringsplan vastgesteld zoals in het vonnis is omschreven.
De bewindvoerder heeft bij brieven van respectievelijk 19 augustus 2004, 23 december 2004 en 12 juli 2005 de rechtbank te Zutphen verzocht de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350 lid 3 Faillissementswet.
Op achtereenvolgens 22 september 2004, 27 oktober 2004, 2 februari 2005, 5 juli 2005 en 17 augustus 2005 hebben mondelinge behandelingen plaatsgevonden. Op 18 mei 2005 heeft de verificatievergadering plaatsgevonden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 17 augustus 2005 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, verstaan dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, met benoeming van een rechter-commissaris en van de bewindvoerder tot curator.
Tegen dit vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 15 september 2005.
Bij arrest van 22 september 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 30 juni 2006.