ECLI:NL:HR:2006:AW2094

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/236HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verkoper voor schade door ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden bij vloerbedekking

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma Deco Art Kunststofvloeren en een koper over de aansprakelijkheid van de verkoper voor schade die is ontstaan door ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden bij het leggen van vloerbedekking in de woning van de koper. De zaak begon met een dagvaarding door de koper, die de verkoper aansprakelijk stelde voor de schade die voortvloeide uit de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank te Breda heeft in eerste aanleg de vorderingen van de koper afgewezen, waarna de koper in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft een deskundige aangesteld om aanvullend onderzoek te verrichten en heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank vernietigd, waarbij de verkoper werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de koper. De verkoper heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de klachten van de verkoper niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de proceskosten aan de zijde van de koper begroot op nihil, aangezien de verkoper niet was verschenen in de cassatieprocedure. Dit arrest is gewezen op 23 juni 2006 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

23 juni 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/236HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma DECO ART KUNSTSTOFVLOEREN,
2. [Eiser 2],
3. [Eiseres 3],
gevestigd dan wel wonende te [plaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 20 maart 2002 eisers tot cassatie - verder te noemen: Deco Art c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I te ontbinden de op of omstreeks 5 mei 1999 tussen partijen gesloten overeenkomst;
II Deco Art c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen, ten titel van schadevergoeding, een bedrag van ƒ 23.762,60 (€ 10.783,--), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van ƒ 18.220,-- (€ 8.267,88) vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Deco Art c.s. hebben de vorderingen bestreden en van hun kant in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan hen te betalen een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 28 mei 2002 een comparitie van partijen gelast.
[Verweerder] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 november 2002 zowel in conventie als in reconventie de vorderingen afgewezen.
Tegen het vonnis heeft [verweerder] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft [verweerder] zijn eis aangevuld met de vordering tot gehele vernietiging van de overeenkomst van 13 augustus 1999 op grond van dwaling, dan wel deze overeenkomst geheel te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden, althans op grond van art. 7:904 BW.
Deco Art c.s. hebben heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 10 februari 2004 heeft het hof een deskundige opgedragen een aanvullend onderzoek te verrichten aan de hand van de door het hof geformuleerde vragen. Na deskundigenbericht heeft het hof bij eindarrest van 19 april 2005 op het principaal beroep, in conventie, het vonnis waarvan beroep vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, Deco Art c.s. hoofdelijk veroordeeld aan [verweerder] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 7.756,74 met de wettelijke rente over € 6.829,85 vanaf de dag van de inleidende dagvaarding tot die der voldoening en hen veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders in conventie gevorderde afgewezen. Op het incidentele beroep, in reconventie, heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en Deco Art c.s. hoofdelijk in de proceskosten van het geding in het incidenteel appel veroordeeld.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof hebben Deco Art c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en het herstelexploot zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Deco Art c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, P.C. Kop en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 juni 2006.