ECLI:NL:HR:2006:AW2061
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake verzekeringsplicht motorrijtuigen
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag van een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de aanvrager was veroordeeld voor het niet hebben van een verzekering voor zijn motorrijtuig, zoals vereist onder de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De aanvrager stelde dat hij de auto op het erf van een boer had geplaatst, wat zou impliceren dat de auto buiten gebruik was gesteld en dat er daarom geen verzekeringsplicht bestond. Tevens werd aangevoerd dat een neef van de aanvrager zonder toestemming met de auto op de weg reed ten tijde van de overtreding.
De Hoge Raad oordeelt dat de kentekenhouder, ongeacht de omstandigheden waaronder het voertuig zich bevond, verzekeringsplichtig blijft zolang het kenteken geldig is en niet is geschorst. De Hoge Raad verwijst naar artikel 2.1 van de WAM, dat de verzekeringsplicht van de kentekenhouder bevestigt. De stelling van de aanvrager dat de auto buiten gebruik was, doet niets af aan deze verplichting. De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage tot herziening ongegrond is en wijst deze af.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, en is op 18 april 2006 uitgesproken. De zaak benadrukt het belang van de verzekeringsplicht voor kentekenhouders, ongeacht de feitelijke situatie van het voertuig.