ECLI:NL:HR:2006:AW0484
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- E.J. Numann
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verval van merk en nabootsing in het strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van waren waarop een merk was nagebootst, in dit geval het merk 'Canomatic', geregistreerd door Canon Kabishiki Kisha. De verdachte voerde in hoger beroep aan dat het recht op het merk was vervallen, omdat er gedurende vijf jaar geen normaal gebruik van het merk was gemaakt, zoals vereist onder artikel 5, tweede lid, (oud) van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken (BMW). Het Hof verwierp dit verweer op de grond dat niet was gebleken dat het merk op vordering van een belanghebbende door een bevoegde rechter vervallen was verklaard. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat de strafrechter niet de mogelijkheid had om de geldigheid van het merk te onderzoeken in het kader van de strafzaak. De Hoge Raad benadrukte dat de strafrechter wel degelijk de vrijheid heeft om de geldigheid van een merkrecht te toetsen en dat hij gehouden is om dit te doen om te voorkomen dat een veroordeling wordt uitgesproken voor een gedraging die volgens het merkenrecht niet inbreukmakend is. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.