ECLI:NL:HR:2006:AW0394
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Opzet op bijstandsfraude en bewijsvoering in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 september 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1975 en woonachtig in Zwolle, was beschuldigd van bijstandsfraude in samenwerking met haar partner. De feiten betroffen het verzwegen van gewerkte uren door haar partner in een horecagelegenheid, wat leidde tot onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen. De Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsmiddelen bleek dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans dat de werkelijke gewerkte uren niet correct waren opgegeven. Het hof had echter onvoldoende gemotiveerd dat de verdachte handelde met het oogmerk om bijstand of hogere bijstand te verkrijgen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet volledig op de hoogte was van de handelingen van haar partner en dat zij de Nederlandse taal niet machtig was, waardoor zij niet begreep wat zij ondertekende. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in zaken van bijstandsfraude, vooral wanneer de betrokkenen mogelijk niet volledig begrijpen wat er van hen wordt verwacht in juridische en administratieve procedures.