ECLI:NL:HR:2006:AW0183
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Klacht over het niet verlenen van uitstel voor het indienen van een cassatieschriftuur
In deze zaak gaat het om een klacht over het niet verlenen van uitstel door de rolrechter voor het indienen van een cassatieschriftuur. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2006 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 15 februari 2005 had plaatsgevonden. De verdachte was eerder vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor 'medeplegen van poging tot zware mishandeling' tot een gevangenisstraf van acht maanden. De rolrechter had geen uitstel verleend voor het indienen van de cassatieschriftuur, wat de verdachte in zijn middelen van cassatie aanvoerde als een onterecht besluit. De Hoge Raad oordeelde dat alleen klachten die gericht zijn tegen de bestreden uitspraak in aanmerking komen voor onderzoek. Aangezien de klacht niet aan deze vereiste voldeed, werd deze onbesproken gelaten. De Hoge Raad merkte op dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de beslissing van de rolrechter rechtvaardigden. De overige middelen van cassatie konden ook niet leiden tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de uitspraak van het Gerechtshof bleef in stand.