ECLI:NL:HR:2006:AW0130
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsbestemming van notulen van de Raad van Commissarissen van N.V. X
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in 1947 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in Curaçao, was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrifte en andere delicten. De zaak draaide om de notulen van een vergadering van de Raad van Commissarissen van N.V. X, waarin de verdachte als voorzitter had gefungeerd. De Hoge Raad moest beoordelen of de notulen, die niet goedgekeurd waren, als bewijs konden dienen in de strafzaak tegen de verdachte.
De bewezenverklaring van het Hof hield in dat de notulen van de RvC een geschrift vormden dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen. De Hoge Raad oordeelde dat de stelling van de verdediging, dat aan dergelijke notulen pas bewijsbestemming toekomt indien zij zijn goedgekeurd, onjuist was. Het Hof had in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte zelf, geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de middelen tot cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling van de verdachte tot drie jaren en zes maanden gevangenisstraf voor onder andere valsheid in geschrifte, waarbij de rol van de notulen cruciaal was voor de bewijsvoering.