ECLI:NL:HR:2006:AW0070
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht. De aanvrager was op 14 maart 2002 veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf wegens diefstal. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, en berust op de stelling dat de aanvrager het feit niet heeft begaan en dat er sprake is van een persoonsverwisseling. De aanvrager stelt dat een ander zich van zijn personalia heeft bediend.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren. De Hoge Raad heeft echter beoordeeld dat de grondslag voor herziening, zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering, niet is aangetoond. Er zijn geen nieuwe bewijsmiddelen overgelegd die de stelling van de aanvrager ondersteunen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bij de aanvrage overgelegde stukken en de ingewonnen berichten onvoldoende steun bieden voor de bewering van persoonsverwisseling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, omdat de aangevoerde omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als een grond voor herziening volgens de wet. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.