ECLI:NL:HR:2006:AW0070

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00683/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht. De aanvrager was op 14 maart 2002 veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf wegens diefstal. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, en berust op de stelling dat de aanvrager het feit niet heeft begaan en dat er sprake is van een persoonsverwisseling. De aanvrager stelt dat een ander zich van zijn personalia heeft bediend.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren. De Hoge Raad heeft echter beoordeeld dat de grondslag voor herziening, zoals bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering, niet is aangetoond. Er zijn geen nieuwe bewijsmiddelen overgelegd die de stelling van de aanvrager ondersteunen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bij de aanvrage overgelegde stukken en de ingewonnen berichten onvoldoende steun bieden voor de bewering van persoonsverwisseling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, omdat de aangevoerde omstandigheden niet kunnen worden aangemerkt als een grond voor herziening volgens de wet. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

30 mei 2006
Strafkamer
nr. 00683/05 H
SM/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 14 maart 2002, nummer 16/107031-01, ingediend door mr. M.R. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij het feit niet heeft begaan en dat een ander zich van zijn personalia heeft bediend.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. Noch de bij de aanvrage overgelegde stukken noch de door de Advocaat-Generaal op de voet van art. 462 Sv ingewonnen berichten geven voldoende steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling. Hieruit volgt dat het in de aanvrage aangevoerde niet kan worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus ongegrond en moet ingevolge art. 468 Sv worden afgewezen.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 mei 2006.