ECLI:NL:HR:2006:AW0066
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over oplichting en schadevergoeding in kredietverstrekking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1962 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was veroordeeld voor oplichting en poging tot oplichting. De zaak betreft een kredietverstrekking waarbij de verdachte zich voordeed als een ander en een lening van ƒ 50.000,- op naam van een derde, [betrokkene 1], heeft aangevraagd. De verdachte had [betrokkene 1] gevraagd om de lening te sluiten, met de belofte dat hij de aflossingen zelf zou regelen. De verdachte heeft [betrokkene 1] misleid door zich voor te doen als een vriend en door onjuiste informatie te verstrekken aan de kredietverstrekker, [A] BV. Het hof oordeelde dat de verdachte bedrieglijk heeft gehandeld en dat de schade die [betrokkene 1] heeft geleden, rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde oplichting. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, maar heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf, die werd verminderd met twee maanden en drie weken. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, maar voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij kredietverstrekking en de gevolgen van bedrog in financiële transacties.