ECLI:NL:HR:2006:AV9450
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Toewijsbaarheid van een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrische zorg na voorwaardelijk ontslag
In deze zaak gaat het om de toewijsbaarheid van een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, nadat zij voorwaardelijk was ontslagen. De officier van justitie in het arrondissement Utrecht diende op 24 november 2005 een verzoek in bij de rechtbank, onderbouwd met een geneeskundige verklaring. De rechtbank behandelde het verzoek op 20 december 2005, waarbij de betrokkene niet aanwezig was, maar haar raadsvrouw en enkele betrokkenen wel. De rechtbank verleende op 22 december 2005 de gevraagde machtiging tot voortgezet verblijf tot en met 20 december 2006. De betrokkene ging in cassatie tegen deze beschikking.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte een 'paraplumachtiging' had verleend, nu met de invoering van de Wet Bopz per 1 januari 2004 dergelijke machtigingen niet meer mogelijk zijn. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om de wettelijke kaders rondom de verlening van machtigingen in de geest van de Wet Bopz te respecteren, vooral in situaties waarin de betrokkene niet instemt met de behandeling en er risico's voor haarzelf of anderen bestaan.