ECLI:NL:HR:2006:AV9439

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/102HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de bank als beleggingsadviseur voor vermogensschade door bemiddelde transacties in putopties

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een klant, aangeduid als eiser, en ABN AMRO BANK N.V., de verweerder in cassatie. Eiser heeft de bank gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam, waarbij hij een schadevergoeding eiste van ƒ 149.052,-- (€ 67.636,85) voor vermogensschade die hij had geleden door transacties in putopties, bemiddeld door de bank. De rechtbank heeft op 21 november 2001 de vordering van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft in een tussenarrest van 7 augustus 2003 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door eiser over de gevorderde schade. In het eindarrest van 9 december 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de bank veroordeeld om aan eiser een bedrag van € 16.858,94 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft op 23 juni 2006 het beroep in cassatie verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

23 juni 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/102HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 2 mei 2000 en bij herstelexploot van 3 mei 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Bank te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 149.052,-- (€ 67.636,85), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 1998 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede in de buitengerechtelijke incassokosten conform het tarief van NOVA ten bedrage van ƒ 9.007,28 (€ 4.087,33) exclusief BTW met veroordeling van de Bank in de kosten van deze procedure.
De Bank heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 21 november 2001 het gevorderde afgewezen, [eiser] in de proceskosten veroordeeld, en deze betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Tegen het vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij tussenarrest van 7 augustus 2003 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door [eiser] over de gevorderde schade en bij eindarrest van 9 december 2004 het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de Bank veroordeeld om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen een geldsom van € 16.858,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 1998 tot aan de dag van voldoening, de proceskosten in beide instanties tussen partijen gecompenseerd, dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 2.101,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 juni 2006.