ECLI:NL:HR:2006:AV9436
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Onteigeningszaak betreffende schadeloosstelling aan pachter van landbouwgrond
In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden, eiser tot cassatie, op 29 augustus 2000 [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. De Staat vorderde de vervroegde onteigening van landbouwgrond ten behoeve van de verbreding van de rijksweg A2 in de gemeenten Loenen en Breukelen. De onteigening betrof twee percelen grond met een totale oppervlakte van 8,60 hectare, waarvan [betrokkene 1] als eigenaar was aangewezen. De grond was verpacht aan [verweerder]. De Staat bood een schadeloosstelling van ƒ 602.835,-- aan [betrokkene 1] en ƒ 188.660,-- aan [verweerder].
De rechtbank heeft op 8 november 2000 [verweerder] als tussenkomende partij toegelaten. In een later vonnis van 31 oktober 2001 heeft de rechtbank de onteigening vervroegd uitgesproken en de schadeloosstelling voor [verweerder] vastgesteld op ƒ 169.794,--. Op 29 december 2004 heeft de rechtbank de definitieve schadeloosstelling voor [verweerder] vastgesteld op € 169.795,56, waarbij de Staat werd veroordeeld tot betaling van een aanvullend bedrag van € 92.746,40. De Staat heeft tegen dit vonnis cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft op 28 april 2006 het beroep in cassatie verworpen. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Staat werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.