In de procedure met rolnummer: 96-2560 heeft het Waterschap bij conclusie van antwoord geconcludeerd dat de rechtbank de aan [eiser] c.s. toekomende schadeloosstelling vast zal stellen op een bedrag van ƒ 93.105,-- indien zij het aanbod aanvaarden enkele resterende perceelsgedeelten terug te ontvangen, althans dat de rechtbank over dient te gaan tot benoeming van drie deskundigen om de schadeloosstelling te begroten.
In de procedure met rolnummer 96-2718 heeft het Waterschap bij conclusie van antwoord geconcludeerd dat de rechtbank de vordering tot verklaring voor recht en tot teruglevering van de perceelsgedeelten [A] [005] en [B] [004] zal afwijzen, de aan [eiser] c.s. toekomende schadeloosstelling zal vaststellen op een bedrag van ƒ 274.982,-- voor perceel nr. [A] [005] en ƒ 21.000,-- voor perceel nr. [B] [004] indien [eiser] c.s. het aanbod aanvaarden enkele resterende perceelsgedeelten terug te ontvangen, althans dat de rechtbank over dient te gaan tot benoeming van drie deskundigen om de schadeloosstelling te begroten.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 13 oktober 1999 een onderzoek door drie deskundigen bevolen ter begroting van de schade door de eigendomsovergang van voornoemde percelen, overeenkomstig de daartoe strekkende bepalingen van de Onteigeningswet.
Na deskundigenbericht heeft de rechtbank bij eindvonnis van 1 augustus 2001 in de zaak met rolnummer 96-2718 het bedrag van de verschuldigde schadeloosstelling door het Waterschap aan [eiseres 1 en eiser 2] te betalen bepaald op ƒ 285.314,-- (€ 129.469,85), welk bedrag verrekend dient te worden met het reeds in depot gegeven voorschot van ƒ 295.982,-- (€ 134.310,78) en ƒ 21.000,-- (€ 9.529,38), mitsdien dat het teveel aan in depot gegeven voorschotten van ƒ 10.668,-- (€ 4.840,93), vermeerderd met de over dit bedrag gekweekte depotrente, aan het Waterschap wordt gerestitueerd en bepaald dat de gekweekte depotrente over het reeds in depot gegeven voorschot zoor zover deze voorschotten het bedrag van de totale schadeloosstelling van ƒ 285.314,-- niet te boven gaan, aan [eiser] c.s. toekomt.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 1 augustus 2001 in de zaak met rolnummer 96-2560 het bedrag van de verschuldigde schadeloosstelling door het Waterschap aan [eiser] c.s. te betalen bepaald op ƒ 85.842,90 (€ 38.953,81), welk bedrag verrekend dient te worden met het reeds in depot gegeven voorschot van ƒ 93.105,-- (€ 42.249,21), mitsdien dat het teveel aan in depot gegeven voorschot van ƒ 7.262,10 (€ 3.295,40), vermeerderd met de over dit bedrag gekweekte depotrente, aan het Waterschap wordt gerestitueerd en bepaald dat de gekweekte depotrente over het reeds in depot gegeven voorschot zoor zover dat voorschot het bedrag van de totale schadeloosstelling van ƒ 85.842,90, niet te boven gaat, aan [eiser] c.s. toekomt.
Tegen de vonnissen van 13 oktober 1999 en 1 augustus 2001 hebben [eiser] c.s. bij afzonderlijke dagvaardingen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Het Waterschap heeft in beide procedures een incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid genomen en gevorderd dat het hof zich onbevoegd zal verklaren van het onderhavige geschil kennis te nemen dan wel [eiser] c.s. in hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
[Eiser] c.s. hebben de incidentele vordering van het Waterschap bestreden.
Bij arrest van 18 november 2004 heeft het hof [eiser] c.s. niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep verklaard.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.