ECLI:NL:HR:2006:AV7892
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verrekening van civielrechtelijke vorderingen door de ontvanger van de Belastingdienst
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ontvanger van de Belastingdienst en een particulier, [eiser], over de mogelijkheid van verrekening van vorderingen. De ontvanger heeft [eiser] in kort geding gedagvaard, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld om beslag op te heffen en [eiser] te verbieden verdere executiemaatregelen te nemen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de ontvanger toegewezen, maar met matiging van de gevorderde dwangsom. [Eiser] heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in deze zaak de vraag beantwoord of de ontvanger zijn schuld aan [eiser] mag verrekenen met een vordering die hij op [eiser] heeft. De Hoge Raad oordeelt dat de bijzondere verrekeningsregeling van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 alleen van toepassing is op belastingvorderingen en niet op civielrechtelijke vorderingen. Dit betekent dat de ontvanger in dit geval wel degelijk mag verrekenen, omdat beide vorderingen civielrechtelijk van aard zijn.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van [eiser] en bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter. [Eiser] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 2.562,34. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 14 juli 2006.