ECLI:NL:HR:2006:AV7250
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van diefstal en deelneming aan een criminele organisatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot vijftien maanden gevangenisstraf voor meerdere diefstallen, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en voor deelneming aan een criminele organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de gevangenisstraf tot dertien maanden en drie weken. De overige middelen van de verdachte zijn door de Hoge Raad verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de redelijke termijn in strafzaken en de beoordeling van cassatiemiddelen.