ECLI:NL:HR:2006:AV7213
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering in opiumwetzaak met betrekking tot XTC-tabletten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek met betrekking tot XTC-tabletten. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf en een geldboete van tweeduizend euro, subsidiair veertig dagen hechtenis, na een eerdere veroordeling door de Rechtbank te Rotterdam. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. T.B. Trotman.
De Hoge Raad heeft de bewijsvoering van het Hof beoordeeld, waarbij het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 18 april 2003, samen met anderen, opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid XTC-tabletten buiten Nederland had gebracht en vervoerd. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd, onder andere door de verklaring van de verdachte over zijn eerdere ervaringen met XTC-gebruik en de prijs-kwaliteitverhouding van de tabletten. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden, en de Hoge Raad volgde deze conclusie.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel van de verdachte, dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kon volgen, faalde. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat er geen gronden aanwezig waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte en onderstreept de strikte handhaving van de Opiumwet.