ECLI:NL:HR:2006:AV7029

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/059HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil over derde bouwlaag op Sint Maarten

In deze zaak, die zich afspeelt op Sint Maarten, gaat het om een geschil tussen de eigenaren van percelen bouwgrond in het project Pelican Key. De eisers, twee bewoners van Sint Maarten, hebben een derde bouwlaag aan hun woning toegevoegd zonder de vereiste ontheffing van de projectontwikkelaar. De verweerders, ook bewoners van Sint Maarten, hebben hen aangeklaagd en verzocht om de bouwwerkzaamheden te staken en de derde etage af te breken. De eisers hebben de vorderingen bestreden en in voorwaardelijke reconventie verzocht om schadevergoeding van de verweerders.

Het gerecht in eerste aanleg heeft op 25 februari 2003 de eisers veroordeeld om de derde etage af te breken en hen een dwangsom opgelegd voor elke dag dat zij in strijd met het vonnis handelen. De eisers hebben hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, dat op 4 februari 2005 het vonnis heeft bevestigd, met uitzondering van de niet-ontvankelijkheid van een van de verweerders.

Tegen deze vonnissen hebben de eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot niet-ontvankelijkverklaring van de eisers strekte voor een deel van hun cassatieberoep, gevolgd. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest is gewezen op 23 juni 2006 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

23 juni 2006
Eerste Kamer
Nr. R05/059HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1] en
2. [Eiseres 2],
beiden wonende op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2a. [Verweerder 2a] en
2b. [Verweerster 2b], echtelieden,
3a. [Verweerster 3a] en
3b. [Verweerder 3b], echtelieden,
allen wonende op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
e n
[Verweerder 4],
wonende op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 14 maart 2001 gedateerd en daarna ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zittingsplaats Sint Maarten, Nederlandse Antillen, hierna: het gerecht, ingediend verzoekschrift hebben verweerders in cassatie sub 1 tot en met 3 en verweerder in cassatie sub 4 - verder te noemen: [verweerder] c.s. en [verweerder 4] - zich gewend tot dat gerecht en verzocht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - te veroordelen binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, voor zover deze activiteiten nog plaatsvinden, de bouwwerkzaamheden te staken en gestaakt te houden, voor zover deze betrekking hebben op het bouwen van de derde etage gerekend vanaf de weg waaraan bet perceel grond grenst, althans boven de toegestane hoogte;
2. [eiser] c.s. te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis het reeds ter zake van de derde etage van het woonhuis gebouwde af te breken of weg te nemen en afgebroken te houden;
3. voor zover, al dan niet uit hoofde van een door [verweerder] c.s. en [verweerder 4] geëntameerde kort geding procedure, reeds aan het sub 1 en 2 vermelde gevolg is gegeven, voor recht te verklaren dat het [eiser] c.s. niet toegestaan is om een derde etage op de reeds bestaande etages van hun woonhuis te bouwen en [eiser] c.s. te veroordelen zich in de toekomst te onthouden van enige activiteiten die betrekking hebben op het bouwen van een derde etage op de bestaande etages van hun woonhuis;
4. het sub 1, 2 en 3 verzochte op straffe van verbeurte door [eiser] c.s. aan [verweerder] c.s. en [verweerder 4] van een direct opeisbare dwangsom van US$ 15.000,-- per dag voor iedere dag dat [eiser] c.s. in strijd handelen met het in deze te wijzen vonnis;
5. [eiser] c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden en van hun kant in voorwaardelijke reconventie - te weten: voor het geval het gerecht de vordering in conventie afwijst dan wel ongegrond verklaart - verzocht [verweerder] c.s. en [verweerder 4] hoofdelijk te veroordelen tot voldoening van de door [eiser] c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat, en bij wijze van voorschot hierop [verweerder] c.s. en [verweerder 4] hoofdelijk te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag van US$ 65.000,--, met veroordeling van [verweerder] c.s. en [verweerder 4] in de kosten van deze procedure.
[Verweerder] c.s. en [verweerder 4] hebben de vordering in voorwaardelijke reconventie bestreden.
Het gerecht heeft bij tussenvonnis van 24 september 2002 een bezichtiging van de woning van [eiser] c.s. gelast. Bij eindvonnis van 25 februari 2003 heeft het gerecht in conventie [eiser] c.s. veroordeeld om binnen zes maanden na betekening van dit vonnis de derde etage (slaapkamer en badkamer) van hun woonhuis af te breken en afgebroken te houden, bepaald dat [eiser] c.s. een dwangsom van US$ 1.500,-- per dag of gedeelte van een dag verbeuren dat zij nalatig blijven aan voormelde veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van US$ 250.000,-- en [eiser] c.s. in conventie en in reconventie in de kosten van deze procedure veroordeeld.
Tegen het eindvonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof.
Bij tussenvonnis van 3 september 2004 heeft het hof een gerechtelijke plaatsopneming van de percelen van partijen gelast. Bij eindvonnis van 4 februari 2005 heeft het hof het bestreden vonnis bevestigd met dien verstande dat [verweerder 4] alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering in eerste aanleg en [eiser] c.s. hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.
Beide vonnissen van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide vonnissen van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben verzocht [eiser] c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep, in het bijzonder voor zover daarin tevens is betrokken het tussenvonnis van het hof en oorspronkelijke eiser sub 4 [verweerder 4], dan wel het cassatieberoep te verwerpen, met veroordeling van [eiser] c.s. in de kosten.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] c.s. voor zover het cassatieberoep is gericht tegen [verweerder 4] en voor zover het cassatieberoep mede zou zijn gericht tegen het tussenvonnis van 3 september 2004, en voor het overige tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij schrijven van 7 april 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van [verweerder 4] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 juni 2006.