3.3. Het Hof heeft in het bestreden arrest met betrekking tot de in het middel bedoelde brief het volgende overwogen:
"Na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, maar nog voor de uitspraak in de onderhavige strafzaak heeft het hof een - eerst per fax gestuurde - brief ontvangen van mr Weldam, de raadsman van verdachte, d.d. 2 september 2004.
Kort samengevat houdt dit schrijven in dat de verdachte op 25 augustus 2004, de dag waarop de zitting plaatsvond, om 00.28 uur in [woonplaats] was aangehouden als verdachte van een strafbaar feit en daarom niet op de terechtzitting aanwezig kon zijn. Om deze reden heeft de raadman om heropening van het onderzoek verzocht.
Het hof, kennisgenomen hebbende van deze brief, wijst dit verzoek (dat niet ter terechtzitting is gedaan en daarom ambtshalve) af.
Daarbij heeft het hof het volgende overwogen:
- allereerst heeft het hof ter zitting van 25 augustus 2004 via een daaromtrent gedane mededeling van de advocaat-generaal voorzoveel redelijkerwijze verlangd mocht worden vastgesteld dat de verdachte niet in het zgn. VIPS-register van gedetineerden was opgenomen. De raadpleging van dit register vindt doorgaans om administratieve redenen de dag voor de terechtzitting plaats. Bovendien bevat het register geen gegevens over personen die in de fase van aanhouding op een politiebureau worden ingesloten. Het hof was dus niet - en kon dit ook niet zijn - op de hoogte van de vrijheidsbeneming van de verdachte.
- weliswaar heeft de raadsman, ter zitting - veronderstellenderwijs - geopperd dat zijn cliënt wellicht in verzekering was gesteld, maar van de juistheid van deze hypothese behoefde het hof, mede gelet op de ter beschikking staande informatie, niet uit te gaan.
- om de reden, zoals vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 augustus 2004, is besloten met de behandeling van de zaak voort te gaan, in afwezigheid van de verdachte.
- hierbij stond, op grond van de mededeling van de raadsman van verdachte, mr Weldam, vast dat verdachte op de hoogte was van de zittingsdatum en het uur waarop hij diende te verschijnen.
De verdachte is op de dag van de zitting om 00.28 uur te [woonplaats] (zijnde de woonplaats van verdachte) aangehouden door opsporingsambtenaren van de regiopolitie Utrecht. De aanvangstijd van het onderzoek ter terechtzitting van zijn zaak in hoger beroep was 14.10 uur. Naar het oordeel van het hof stond de verdachte niets in de weg om - al dan niet via zijn raadsman - op enigerlei wijze kenbaar te maken of te laten maken dat hij inmiddels in het politiebureau was ingesloten, met daarbij een verzoek om aanhouding van de onderhavige strafzaak, dan wel, door bemiddeling van de aanwezige politieambtenaren, te trachten alsnog op de zitting te verschijnen. Hierbij neemt het hof nota van het feit dat verdachte, zoals blijkt uit de bijlagen bij de door mr Weldam verstuurde brief, om 00.55 en om 13.45 uur op het politiebureau te Gouda is voorgeleid aan een hulp-officier van justitie. In ieder geval was derhalve tot twee maal toe een tijdige actie van verdachte mogelijk. Dat aan verdachte uiteindelijk een andere zogenaamde piket-advocaat dan mr Weldam zou zijn toegevoegd doet daaraan naar het oordeel van het hof niet af.
Noch uit de brief van de raadsman, noch uit de daarbij gevoegde stukken, blijkt dat door verdachte getracht is de hem ter beschikking staande mogelijkheden om een aanhoudingsverzoek te (laten) doen dan wel de mogelijkheid alsnog te verschijnen te benutten. Van absolute overmacht was op dit punt, gelet op de ter beschikking staande gegevens, overigens ook geen sprake.
Nu de verdachte niet tijdig op een of andere wijze aan het hof heeft laten weten aanhouding van zijn zaak te wensen, is voor een heropening van het onderzoek ter terechtzitting geen grond. In zijn afweging van belangen heeft het hof tenslotte nog betrokken het uitgangspunt van de wetgever dat, in strafzaken betreffende jeugdigen, de verdachte in persoon aanwezig dient te zijn bij de berechting. Hiertegenover staat echter het - ook in artikel 495a van het Wetboek van Strafvordering neergeslagen - eveneens algemene belang dat strafzaken op korte termijn worden afgedaan. De onderhavige strafzaak (met een telastelegging van 11 strafbare feiten) is door het hof reeds twee maal aangehouden. Inmiddels is de verdachte al ruimschoots meerderjarig. In die afweging van belangen geeft het belang van de spoedige afdoening van de onderhavige strafzaak naar het oordeel van het hof de doorslag.
Derhalve zal het hof niet overgaan tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting en bij eindarrest van heden beslissen."