ECLI:NL:HR:2006:AV6095
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens medeplegen van verduistering met beroep op psychische overmacht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een veroordeling voor medeplegen van verduistering. De aanvrager, geboren in 1972 en wonende te [woonplaats], had eerder een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd gekregen door de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager deed een beroep op psychische overmacht, stellende dat hij onder ernstige bedreigingen van mededaders was gedwongen tot medewerking aan de verduistering. De Rechtbank verwierp dit beroep, omdat de feiten en omstandigheden die door de verdediging waren aangevoerd niet aannemelijk waren gemaakt.
De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de verklaring van een anonieme getuige die zich had gemeld en bevestigde dat de aanvrager was bedreigd door zijn mededaders. De aanvrager stelde dat, indien de Rechtbank op de hoogte was geweest van deze verklaring, het beroep op psychische overmacht gegrond zou zijn verklaard en hij zou zijn ontslagen van rechtsvervolging. Ter ondersteuning van de aanvrage werd een handgeschreven brief van de getuige overgelegd, waarin deze de bedreigingen beschrijft die de aanvrager had ondergaan.
De Hoge Raad oordeelde dat de verklaring van de anonieme getuige niet het ernstig vermoeden wekte dat de Rechtbank de aanvrager zou hebben ontslagen van alle rechtsvervolging. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening ongegrond was en wees deze af. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president F.H. Koster en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.