ECLI:NL:HR:2006:AV6095

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00877/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens medeplegen van verduistering met beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een veroordeling voor medeplegen van verduistering. De aanvrager, geboren in 1972 en wonende te [woonplaats], had eerder een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd gekregen door de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager deed een beroep op psychische overmacht, stellende dat hij onder ernstige bedreigingen van mededaders was gedwongen tot medewerking aan de verduistering. De Rechtbank verwierp dit beroep, omdat de feiten en omstandigheden die door de verdediging waren aangevoerd niet aannemelijk waren gemaakt.

De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de verklaring van een anonieme getuige die zich had gemeld en bevestigde dat de aanvrager was bedreigd door zijn mededaders. De aanvrager stelde dat, indien de Rechtbank op de hoogte was geweest van deze verklaring, het beroep op psychische overmacht gegrond zou zijn verklaard en hij zou zijn ontslagen van rechtsvervolging. Ter ondersteuning van de aanvrage werd een handgeschreven brief van de getuige overgelegd, waarin deze de bedreigingen beschrijft die de aanvrager had ondergaan.

De Hoge Raad oordeelde dat de verklaring van de anonieme getuige niet het ernstig vermoeden wekte dat de Rechtbank de aanvrager zou hebben ontslagen van alle rechtsvervolging. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening ongegrond was en wees deze af. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president F.H. Koster en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

23 mei 2006
Strafkamer
nr. 00877/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 11 november 2004, nummer 13/123284-03, ingediend en mondeling toegelicht door mr. M. Dorgelo, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van "medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Voorts heeft de Rechtbank de vordering van de benadeelde partij toegewezen zoals in het vonnis vermeld en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
4.2. De aanvrager heeft op de terechtzitting een beroep gedaan op psychische overmacht aangezien hij na ernstige bedreigingen van zijn mededaders is gedwongen om mee te werken aan de bewezenverklaarde verduistering.
De Rechtbank heeft dat beroep verworpen omdat de door de verdediging gestelde feiten en omstandigheden op geen enkele wijze aannemelijk waren geworden. De aanvrage tot herziening houdt in dat een anonieme getuige zich heeft gemeld die bevestigt dat de aanvrager is bedreigd door de mededaders en aldus is gedwongen tot medewerking. De aanvrage berust (kennelijk) op de stelling dat, ware de Rechtbank op de hoogte geweest van de verklaring van deze getuige, zij het beroep op psychische overmacht wel gegrond zou hebben geacht en aldus de aanvrager zou hebben ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.3. Ter ondersteuning van de aanvrage is onder meer een handgeschreven brief van de anonieme getuige, gedateerd 21 mei 2005, overgelegd die inhoudt:
"Na aanleiding van de veroordeling van [aanvrager], deze brief. Ik heb vast gezeten met [betrokkene 1] in hoogeveen, hij heb mij vertelt wat en hoe het is gegaan. Ik weet dat hij mij de waarheid vertelde omdat dat via andere mensen ook hoorde, en dat ze mochten boffen voor het feit dat het o.m niet de chauffeur gelooft. [Betrokkene 1] heb mij vertelt dat ze [aanvrager] op het spoor zijn gekomen via ze broer in dat vechtsportwereld. Dat ze toen hem een tijd goed in de gaten zijn gaan houden waar en hoe hij leeft, en dat ze hem eerst hebben gevraagt om mee te werken, maar dat hij niet wou, en dat ze toen hem hebben ontvoert en hebben bedreigt in het twiske in zaandam met een baby uzi en granaat, en hem een paar stoten hebben verkocht. en hem hebben gezegt als je niet mee doet dat ze zijn familie en vrouw wat aan zullen doen. Deze jongens hebben dit eerder al gedaan bij nedloyd ook een turkse man bedreigt en mishandeld, dat is hun manier van werken, [betrokkene 1] woont bij mij in de buurt, en ik wist al een lange tijd geleden dat dit de waarheid is, ik had zo iets al gehoord van ze beste vriendin, het is niet te begrijpen voor een nederlandse persoon dat [aanvrager] niet naar de politie is gegaan maar bij ons cultuur is het niet normaal om snel naar de politie te gaan, en dat weten ze en daarom pakken ze altijd turkse chauffeurs. die gaan bijna nooit naar de politie, dat is algemeen bekent.
Ik ken deze jongens vrij goed, ik weet voor 100%, dat ze dit weer gaan doen want omdat hun stiekem justitie uit lachen, omdat ze het steeds lukt om mensen te mishandeld en ontvoeren en niet vervolgd worden.
u kunt verwachten dat er derde overvall op [A] gebeurt van deze jongens. Ik wil anoniem blijfen voor mij veiligheid ik weet dat je je leven niet veilig is als je deze mensen veraaid dan kan mij familie verhuizen.
Ik hoop dat [aanvrager] nu echt wordt gelooft, zoniet dan heb ik er geen schuld gevoel over ik heb mij best gedaan."
4.4. Naar aanleiding van de aanvrage is op verzoek van de Advocaat-Generaal door het Arrondissementsparket Amsterdam een onderzoek ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een door M.R.A. van IJzendoorn, officier van justitie, opgemaakt ambtsbericht en in een door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie en dienstdoende binnen de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen.
- Het ambtsbericht houdt, voorzover hier van belang, in:
"De getuige is op 29 oktober 2005 verhoord, maar toonde zich weinig coöperatief. Het proces-verbaal van bevindingen dienaangaande is bijgevoegd.
De anonieme getuige stelt [betrokkene 1] te hebben gesproken in Hoogeveen, waar hij samen met hem gedetineerd zat. Getuige zegt niet wanneer dat geweest is, maar uit de detentiehistorie van [betrokkene 1] blijkt dat hij van 29 april t/m 22 september 2004 gedetineerd heeft gezeten in PI de Grittenborgh, de enige PI in Hoogeveen. Volgens informatie van zowel de inrichting waar getuige thans (administratief) gedetineerd is, als bij de Grittenborgh, zou getuige daar niet gedetineerd zijn geweest. Een mogelijke vergissing van getuige met enige ander PI, waar [betrokkene 1] gedetineerd is geweest lijkt uitgesloten: in geen van die inrichtingen heeft getuige blijkens navraag in 2004 of 2005 gedetineerd gezeten."
- Het proces-verbaal van bevindingen houdt, voorzover hier van belang, in:
"De getuige deelde als volgt mede:
"Ik heb uit geloof in - en uit medelijden met een medegedetineerde deze brief die U mij nu toont geschreven. Ik wist al niet eens meer van het bestaan van deze brief. Ik wil er verder ook niets meer mee te maken hebben. Ik ken wel de groep overvallers die met die zaak te maken hebben, maar ik daar wil ik ver weg van blijven, puur uit angst voor deze groep. Dit is alles wat ik te verklaren heb, meer niet."
4.5. Gelet op de resultaten van het nader onderzoek zoals hiervoor weergegeven onder 4.4, kan de verklaring van de anonieme getuige niet het ernstig vermoeden wekken dat de Rechtbank de aanvrager zou hebben ontslagen van alle rechtsvervolging als zij daarmee bekend zou zijn geweest.
4.6. Voorzover daarnaast in de bij de mondelinge behandeling van het herzieningsverzoek overlegde pleitnotities wordt verzocht enkel de beslissing op de vordering van de benadeelde partij te herzien, wordt dit verzoek tevergeefs gedaan, reeds omdat de strafwet niet voorziet in de mogelijkheid tot herziening (enkel) van een zodanige beslissing.
5. Beoordeling van gedane verzoeken
5.1.1. In de door de raadsvrouwe namens de aanvrager overgelegde pleitnotities wordt verzocht om overlegging door het Openbaar Ministerie van geluidsregistraties van getapte telefoongesprekken teneinde alle opgenomen gesprekken (alsnog) af te kunnen luisteren.
5.1.2. De wettelijke regeling van het buitengewone rechtsmiddel van herziening gaat ervan uit dat op basis van hetgeen in de aanvrage op grond van bijgevoegde bewijsmiddelen is gesteld, wordt beoordeeld of de herziening ontvankelijk en gegrond is. Daarmee verdraagt zich niet dat hangende de beoordeling van het herzieningsverzoek wordt verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld nieuw onderzoek te verrichten met de kennelijke bedoeling om de daaruit voortkomende resultaten ter onderbouwing aan het herzieningsverzoek toe te voegen.
Voorzover in het onder 5.1.1 genoemde verzoek is bedoeld om de resultaten van het afluisteren van de geluidsregistraties door de verdediging op enigerlei wijze in de behandeling van de onderhavige aanvrage te betrekken, in welk geval de behandeling van deze aanvrage tot het beschikbaar komen van die resultaten zou moeten worden aangehouden, kan dat verzoek dat effect dus niet hebben (vgl. HR 17 februari 2004, NJ 2004, 333).
5.2. Voorzover in de door de raadsvrouwe namens de aanvrager overgelegde pleitnotities is verzocht om een tweetal getuigen te doen horen, wordt dat verzoek tevergeefs gedaan. Gelet op de ten overstaan van de politie door de anonieme getuige afgelegde verklaringen en hetgeen in de pleitnotities omtrent die getuige is gesteld ziet de Hoge Raad geen grond voor nader onderzoek in het kader van dit herzieningsverzoek door een te benoemen Raadsheer-Commissaris.
6. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat de aanvrage als ongegrond moet worden afgewezen.
7. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 23 mei 2006.