ECLI:NL:HR:2006:AV6094
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in cassatie en aanwezigheid van de verdachte in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die in hoger beroep bij verstek was veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De verdachte had op basis van een bijsluiter die bij de dagvaarding was gevoegd, de gerechtvaardigde verwachting dat zijn zaak niet inhoudelijk zou worden behandeld op de zitting van 22 juli 2004. Hierdoor heeft hij pas op 11 januari 2005 cassatie ingesteld, nadat hij een uitnodiging van de reclassering had ontvangen. De Hoge Raad concludeert dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van cassatie verontschuldigbaar is, omdat de verdachte mocht afgaan op de inhoud van de bijsluiter.
Daarnaast wordt in de zaak ook het recht van de verdachte op aanwezigheid bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep besproken. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van dit recht, en dat hij de mogelijkheid moet hebben om zijn zaak in zijn tegenwoordigheid te laten behandelen. De bestreden uitspraak van het Hof wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling in hoger beroep.