ECLI:NL:HR:2006:AV6094

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00799/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in cassatie en aanwezigheid van de verdachte in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die in hoger beroep bij verstek was veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De verdachte had op basis van een bijsluiter die bij de dagvaarding was gevoegd, de gerechtvaardigde verwachting dat zijn zaak niet inhoudelijk zou worden behandeld op de zitting van 22 juli 2004. Hierdoor heeft hij pas op 11 januari 2005 cassatie ingesteld, nadat hij een uitnodiging van de reclassering had ontvangen. De Hoge Raad concludeert dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van cassatie verontschuldigbaar is, omdat de verdachte mocht afgaan op de inhoud van de bijsluiter.

Daarnaast wordt in de zaak ook het recht van de verdachte op aanwezigheid bij de inhoudelijke behandeling in hoger beroep besproken. De Hoge Raad stelt vast dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van dit recht, en dat hij de mogelijkheid moet hebben om zijn zaak in zijn tegenwoordigheid te laten behandelen. De bestreden uitspraak van het Hof wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling in hoger beroep.

Uitspraak

30 mei 2006
Strafkamer
nr. 00799/05
EC/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 augustus 2004, nummer 24/000165-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Groningen van 2 februari 2004 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder primair en subsidiair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van meer subsidiair "mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te Leeuwarden om in hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Voor wat betreft het instellen van het beroep in cassatie door de verdachte houden de stukken het volgende in:
(i) de verdachte is door de Politierechter in de Rechtbank te Groningen op 2 februari 2004 van het hem tenlastegelegde vrijgesproken. De Officier van Justitie heeft hoger beroep ingesteld.
(ii) de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2004 is op 28 mei 2004 aan de verdachte in persoon uitgereikt;
(iii) het Hof heeft de verdachte bij uitspraak van 5 augustus 2004 bij verstek veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren;
(iv) de verdachte heeft op 11 januari 2005 cassatie ingesteld.
3.2. Onder de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich voorts:
a. een kopie van een geschrift met de tekst:
"Bijsluiter
Naar het oordeel van de advocaat-generaal is het hoger beroep te laat ingesteld. Daarom zal hij de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep vorderen.
Op de terechtzitting, waarvoor u bij deze dagvaarding wordt opgeroepen, wordt alleen de vraag behandeld of het hoger beroep al dan niet tijdig is ingesteld.
Mocht het hof - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel zijn dat het hoger beroep toch tijdig is ingesteld, dan zal de zaak op een nader te bepalen terechtzitting inhoudelijk worden behandeld."
b. een brief van 31 januari 2005 van de Advocaat-Generaal bij het Hof gericht aan de raadsman van de verdachte, inhoudende:
"Naar aanleiding van uw brief van 14 januari 2005 bericht ik U het volgende.
Bij de aan uw cliënt uitgereikte appeldagvaarding is kennelijk bij vergissing een "bijsluiter" gevoegd waaraan hij het vertrouwen kon ontlenen dat de zaak op de zitting van 22 juli 2004 niet inhoudelijk zou worden behandeld.
Er moet hier sprake zijn van een vergissing omdat het dossier geen aanleiding geeft de ontvankelijkheid van het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep in twijfel te trekken. Evenmin blijkt uit het dossier dat een dergelijke bijsluiter aan uw cliënt is verzonden.
Ik betreur deze vergissing ten zeerste.
Aan de onherroepelijkheid van het arrest kan ik niet tornen. De uitspraak blijft onherroepelijk totdat de Hoge Raad anders beslist.
Gelet op het feit dat als gevolg van een fout van het Openbaar Ministerie aan de belangen van uw cliënt is tekort gedaan, zal ik in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad de executie van de opgelegde taakstraf stopzetten."
c. een brief van 6 januari 2005 afkomstig van Reclassering Nederland Werkstrafunit Leeuwarden gericht aan de verdachte, inhoudende - zakelijk weergegeven - de uitnodiging voor een gesprek over de uitvoering van de door het Hof opgelegde werkstraf.
3.3. Vooropgesteld dient te worden dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van cassatie door de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat hij niet in dat cassatieberoep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij kan worden gedacht aan vóór het verstrijken van de beroepstermijn verstrekte ambtelijke informatie waardoor bij de verdachte de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat de beroepstermijn op een later tijdstip aanvangt dan uit de wettelijke regeling voortvloeit.
3.4. In deze zaak doet zich een dergelijke bijzondere omstandigheid voor. Gelet op de onder 3.2 onder b weergegeven brief van de Advocaat-Generaal bij het Hof kan er in cassatie van uitgegaan worden dat de daarin bedoelde bijsluiter was gevoegd bij de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2004. De verdachte mocht afgaan op de inhoud van die bijsluiter en op grond daarvan verwachten dat - in het geval dat het Hof de Officier van Justitie in zijn hoger beroep ontvankelijk zou achten - hem een oproeping voor een nadere terechtzitting zou worden toegestuurd. Een en ander heeft ertoe geleid dat de verdachte die ervan mocht uitgaan dat zijn zaak op 22 juli 2004 niet inhoudelijk zou worden behandeld eerst op 11 januari 2005 beroep in cassatie heeft ingesteld, nadat hij op 7 januari 2005 een uitnodiging van de Reclassering had ontvangen in verband met de executie van de door het Hof opgelegde werkstraf. Het cassatieberoep is derhalve ontvankelijk.
4. Beoordeling van het eerste middel
4.1. Het middel bevat de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ten onrechte buiten de aanwezigheid van de verdachte heeft plaatsgehad.
4.2. Op grond van de onder 3.4 vermelde omstandigheden kan niet worden aangenomen dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak in hoger beroep aanwezig te zijn. Gelet op art. 6, eerste lid, EVRM dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dat brengt mee dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen naar het Hof opdat zij op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt behandeld.
4.3. Het middel is derhalve gegrond.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 mei 2006.