ECLI:NL:HR:2006:AV6080

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/098HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht geschil over huurprijsvaststelling en deskundigenbenoeming

In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen de verhuurster FFG-PROPERTIES B.V. en de huurster IN OFF B.V. betreffende de huurprijs van een bedrijfspand. De huurster heeft op 27 september 2004 de kantonrechter verzocht om een deskundige te benoemen op basis van artikel 7:304 lid 2 BW, om advies uit te brengen over de nadere huurprijs. De kantonrechter heeft dit verzoek op 15 december 2004 toegewezen en de Bedrijfshuuradviescommissie Amsterdam benoemd als deskundige. FFG heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, wat resulteerde in een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam op 19 mei 2005, waarin de beschikking van de kantonrechter werd vernietigd en IN OFF niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek.

IN OFF heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft op 12 mei 2006 uitspraak gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de beschikking van de kantonrechter een eindbeschikking was, waartegen hoger beroep openstond. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van IN OFF en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt de ontvankelijkheidseisen van artikel 7:304 BW en de rol van deskundigen in huurprijszaken. De Hoge Raad bevestigde dat de kantonrechter correct heeft gehandeld door de deskundige te benoemen en dat het hof terecht de beschikking van de kantonrechter heeft vernietigd.

Uitspraak

12 mei 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/098HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
IN OFF B.V.,
gevestigd te Haarlem,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
FFG-PROPERTIES B.V., als rechtsopvolgster van [A] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 september 2004 gedateerd en ter griffie van de rechtbank, sector kanton, te Haarlem ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: In Off - zich gewend tot de kantonrechter aldaar en verzocht op de voet van art. 7:304 lid 2 BW een deskundige te benoemen, in dezen de Bedrijfshuuradviescommissie van de Kamer van Koophandel te Amsterdam, en die commissie te verzoeken binnen gerede tijd een rapport op te maken, strekkende tot het adviseren van de nadere huurprijs per 27 september 2004 voor het object [a-straat 1] te [plaats] in cascotoestand en met inbegrip van de lekkage binnenzijde en achterstallig schilderwerk buitenzijde.
Verweerster in cassatie - verder te noemen: FFG - heeft primair verzocht In Off niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, subsidiair het verzoek toe te wijzen met benoeming van drie deskundigen.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 15 december 2004 de Bedrijfshuuradviescommissie Amsterdam tot deskundige benoemd, een onderzoek door de commissie bevolen op de voet van art. 7:303 lid 2 BW ter beantwoording van de vraag of de huurprijs van voormelde bedrijfsruimte in overeenstemming is met de prijs van vergelijkbare huurprijzen ter plaatse, een en ander met inachtneming van hetgeen onder 5 van deze beschikking is overwogen, met bepaling dat de commissie zelfstandig het onderzoek zal verrichten en daartoe zo spoedig mogelijk zal overgaan op een door haar in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats, en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen deze beschikking heeft FFG hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 19 mei 2005 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en In Off alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoek verklaard en In Off in de kosten van het geding in beide instanties verwezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft In Off beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
FFG heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in deze zaak, voorzover in cassatie van belang, om het volgende.
In 1989 is tussen de rechtsvoorgangster van FFG als verhuurster en In Off als huurster een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een bedrijfspand te [plaats]. In Off heeft, nadat zij tevergeefs met FFG in onderhandeling was getreden over verlaging van de huurprijs, de kantonrechter verzocht op de voet van art. 7:304 lid 2 BW een deskundige te benoemen die advies diende uit te brengen omtrent een nadere huurprijsvaststelling. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en In Off alsnog niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het gehuurde niet kan worden aangemerkt als bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 lid 2 BW.
3.2 Onderdeel 1 strekt ten betoge dat het hof FFG niet-ontvankelijk had moeten verklaren in haar hoger beroep omdat de beschikking van de kantonrechter moet worden aangemerkt als een tussenbeschikking.
Het onderdeel faalt. In Off heeft op de voet van art. 7:304 lid 2 BW de kantonrechter verzocht om de benoeming van een deskundige. De in art. 7:304 lid 2 BW geregelde verzoekschriftprocedure beoogt de partij die - op de voet van art. 7:303 BW - bij dagvaarding een procedure tot nadere huurprijsvaststelling wil aanvangen, in staat te stellen te voldoen aan het in art. 7:304 lid 1 BW neergelegde ontvankelijkheidsvereiste van een deskundig advies omtrent die nadere huurprijs. De kantonrechter heeft het verzoek van In Off toegewezen, met welke beslissing een einde is gemaakt aan de in art. 7:304 lid 2 BW geregelde verzoekschriftprocedure. Het hof is dan ook terecht ervan uitgegaan dat de beschikking van de kantonrechter een eindbeschikking is, waartegen hoger beroep openstond. Dat de kantonrechter in het dictum heeft vermeld dat iedere verdere beslissing werd aangehouden, kan aan het hiervoor overwogene niet afdoen. Deze vermelding berust op een kennelijke vergissing, nu niet valt in te zien welke beslissingen in het kader van de procedure van art. 7:304 lid 2 BW nog aan de orde zouden kunnen komen.
3.3 De in onderdeel 2 aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt In Off in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FFG begroot op € 336,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 mei 2006.