ECLI:NL:HR:2006:AV6062

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/009HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de toelaatbaarheid van bijstandsverhaal door een gemeente in het kader van alimentatieplicht

In deze zaak gaat het om de toelaatbaarheid van bijstandsverhaal door de Gemeente Mook en Middelaar in een situatie waarin aan de moeder van een minderjarig kind een bijstandsuitkering is verstrekt, terwijl de vader alimentatieplichtig is. De Hoge Raad heeft op 9 juni 2006 uitspraak gedaan in cassatie tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verzoeker, de vader, had in hoger beroep de ontvankelijkheid van de Gemeente betwist, maar de rechtbank te Roermond had deze ontvankelijkheid eerder bevestigd. De Gemeente had verzocht om een aanvullende bijdrage voor de vrouw en het kind, bovenop de al vastgestelde alimentatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoeker niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoeker in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de rol van de gemeente in het bijstandsverhaal en de voorwaarden waaronder dit kan plaatsvinden, vooral in relatie tot alimentatieverplichtingen van de vader.

Uitspraak

9 juni 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/009HR
MK/JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE GEMEENTE MOOK EN MIDDELAAR,
gevestigd te MOOK,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. Sluysmans.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van 11 november 1999 heeft de rechtbank te Arnhem echtscheiding uitgesproken tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - en zijn echtgenote [de vrouw] - verder te noemen: de vrouw - en onder meer bepaald dat [verzoeker] maandelijks aan haar een bedrag van ƒ 250,-- dient bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind [het kind].
Aan de vrouw is, mede ten behoeve van het kind, met ingang van 1 maart 2000 door verweerster in cassatie - verder te noemen: de Gemeente - een bijstandsuitkering verstrekt.
Met een op 5 april 2002 ter griffie van de rechtbank te Roermond ingediend verzoekschrift heeft de Gemeente zich gewend tot die rechtbank en onder meer verzocht, in afwijking van de door de rechtbank te Arnhem bij uitspraak van 11 november 1999 vastgestelde onderhoudsbijdrage, naast de reeds bestaande kinderbijdrage van € 122,58 per maand ten behoeve van het kind een aanvullende bijdrage van € 440,96 per maand vast te stellen en ten behoeve van de vrouw een bijdrage van € 441,70 per maand.
[Verzoeker] heeft het verzoek bestreden en heeft primair verzocht de Gemeente niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 19 september 2002 het door [verzoeker] gedane verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de Gemeente in haar verzoekschrift verworpen en de behandeling van het verzoekschrift tot een nadere terechtzitting aangehouden.
Bij eindbeschikking van 17 maart 2004 heeft de rechtbank het door [verzoeker], naast de bij uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 11 november 1999 aan hem opgelegde bijdrage ten behoeve van het kind, aan de Gemeente verschuldigde verhaalsbedrag met ingang van 1 mei 2004 op € 150,-- per maand bepaald, de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen beide beschikkingen heeft [verzoeker] ter zake van de ontvankelijkheid van de Gemeente hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 14 oktober 2004 heeft het hof de beschikkingen van de rechtbank te Roermond van 19 september 2002 en 17 maart 2004, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 333,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 juni 2006.