ECLI:NL:HR:2006:AV6026
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over de exoneratieclausule in algemene voorwaarden van een leverancier van ondeugdelijk plantenmateriaal
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser, wonende in de Bondsrepubliek Duitsland, en de verweerster, West Plant Limburg B.V., gevestigd te Venlo. De eiser heeft de verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Roermond, waarbij hij vorderde dat de verweerster hem een bedrag van DM 39.186,42 (€ 20.035,70) zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2001. De vordering was gebaseerd op ondeugdelijk plantenmateriaal dat door de verweerster was geleverd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 7 maart 2002 een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 3 oktober 2002 de verweerster veroordeeld om aan de eiser te betalen, evenals de proceskosten. De verweerster heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een tussenarrest van 3 februari 2004 de verweerster heeft toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Na een enquête en contra-enquête heeft het hof in een eindarrest van 9 november 2004 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de eiser afgewezen, waarbij de eiser in de proceskosten is veroordeeld. De eiser heeft cassatie ingesteld tegen beide arresten van het hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie zijn toegewezen aan de verweerster. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.