ECLI:NL:HR:2006:AV5220
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, X B.V., was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag bedroeg ƒ 13.326 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van 100 procent. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag niet-ontvankelijk. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde voor zover het de boetebeschikking betreft, maar de uitspraak voor het overige handhaafde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof dat het bezwaarschrift niet voldeed aan de motiveringseisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet verenigbaar is met het feit dat het bezwaarschrift enige motivering bevatte. De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond is voor de mogelijkheid om een bezwaar of beroep, dat betrekking heeft op één naheffingsaanslag, gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren wegens het niet voldoen aan de motiveringseis. Het derde middel van belanghebbende werd terecht voorgesteld, en de uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de ontvankelijkheid van het beroep, het griffierecht en de proceskosten. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest. Tevens werd de Staat veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.