ECLI:NL:HR:2006:AV4976
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip 'werknemer' in het kader van de belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende, die in Nederland woont, had een arbeidscontract met A1 N.V. en was werkzaam als vestigingsmanager van A2 N.V., een Belgische vennootschap. De belanghebbende kreeg een personenauto ter beschikking gesteld door A1 N.V., die in België was geregistreerd. De Inspecteur had aanvankelijk vrijstelling van belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) verleend, maar legde later een naheffingsaanslag op van € 13.850, plus een boete van € 3462,50, omdat niet aan de voorwaarden voor vrijstelling werd voldaan.
Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij de Hoge Raad moest beoordelen of de uitleg van het begrip 'werknemer' in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 correct was. De Hoge Raad oordeelde dat onder 'werknemer' ook degene moet worden verstaan die materieel in dienst is van een buitenlandse werkgever, ter wille van de conformiteit met het gemeenschapsrecht.
De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de Minister van Financiën in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een ruime uitleg van het begrip 'werknemer' in het kader van de BPM, zodat werknemers niet in een financieel ongunstige positie komen te verkeren wanneer zij in een ander land werkzaam zijn.