ECLI:NL:HR:2006:AV4871
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet en de beoordeling van aanmerkelijke kans op dodelijk letsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot diefstal, waarbij geweld werd gebruikt. De feiten van de zaak dateren van 24 juni 2002, toen de verdachte met een vuurwapen op het slachtoffer schoot, waarbij deze door meerdere kogeltjes in zijn rechterschouder en achterhoofd werd geraakt. De afstand tussen de verdachte en het slachtoffer bij het eerste schot was ongeveer zes meter, en bij het tweede schot was deze afstand aanmerkelijk minder dan dertig meter. Het hof had vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard door op zo'n korte afstand op het slachtoffer te schieten.
De Hoge Raad oordeelde dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals de dood, aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beoordeling van de aanmerkelijke kans is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het hof had in zijn overwegingen terecht vastgesteld dat de kans op dodelijk letsel aanwezig was, zelfs bij een schot op dertig meter afstand, en dat de verdachte door gericht op het slachtoffer te schieten, bewust de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel had aanvaard.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het hof werd bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen.