ECLI:NL:HR:2006:AV4196

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03367/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2006 uitspraak gedaan op een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem, gedateerd 17 december 2001. De aanvrager, geboren in 1980, was veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf voor het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. De aanvrage tot herziening is ingediend door zijn advocaat, mr. A.W.A.P. Doesburg, en berust op de stelling dat de aanvrager het feit niet heeft begaan. Dit werd ondersteund door dactyloscopisch onderzoek, waaruit bleek dat een ander zich van zijn personalia had bediend.

De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard en de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen. Tevens is de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling, zoals voorzien in artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de Advocaat-Generaal, Wortel, was dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren, wat uiteindelijk ook is gebeurd.

De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat het ernstig vermoeden opriep dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van deze feiten, de aanvrager zou hebben vrijgesproken. De beslissing van de Hoge Raad is van groot belang voor de rechtsbescherming van individuen die ten onrechte zijn veroordeeld.

Uitspraak

11 april 2006
Strafkamer
nr. 03367/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 17 december 2001, nummer 15/056401-01, ingediend door mr. A.W.A.P. Doesburg advocaat te Breda namens: [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, domicilie kiezende te Breda.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is" veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij het feit niet heeft begaan en dat dactyloscopisch onderzoek heeft uitgewezen dat een ander zich van zijn personalia heeft bediend.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als bijlage bij de aanvrage is gevoegd een brief van 17 november 2005 van de Officier van Justitie mr. J.C. Horzinek, verbonden aan het arrondissementsparket te Haarlem, aan de Afdeling Bevolking van de Penitentiaire Inrichting Schutterswei, onder meer inhoudende:
"Hierdoor verzoek ik u onmiddellijk in vrijheid te stellen [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1980 die ter fine van de executie van een oud vonnis thans bij u zit.
Er blijkt sprake te zijn van een ander, die op naam van deze persoon is veroordeeld. Een en ander is vastgesteld door vergelijking van het dactyloscopisch signalement."
4.2. De inhoud van de hiervoor onder 4.1 genoemde brief geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 17 december 2001;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 april 2006.