ECLI:NL:HR:2006:AV4010
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof te Arnhem
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 27 december 2004. De verdachte, geboren in 1967 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Overijssel' te Zwolle, heeft zich op de terechtzitting van 13 december 2004 laten verdedigen door een gemachtigde advocaat, mr. A. Arslan. Het cassatieberoep is op 11 januari 2005 ingesteld, wat betekent dat de termijn voor het instellen van het beroep in cassatie, die 14 dagen bedraagt, is overschreden. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk moet verklaren in het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het cassatieberoep, omdat het beroep te laat is ingesteld. De Hoge Raad heeft op 11 april 2006 uitspraak gedaan en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut.