ECLI:NL:HR:2006:AV3587

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03507/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2006 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1961 en destijds verblijvende in de Penitentiaire Inrichting 'De Marwei', was eerder veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf voor diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er geen sprake was van braak, waardoor de kwalificatie van het feit onjuist zou zijn.

De Hoge Raad overwoog dat, volgens artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet tijdens de oorspronkelijke zitting aan de orde zijn gekomen. De aanvrager stelde dat de kwalificatie van het feit als diefstal door twee of meer verenigde personen niet kon worden gehandhaafd, omdat er geen braak had plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelde echter dat de kwalificatie van de Politierechter als diefstal door twee of meer verenigde personen niet in twijfel kon worden getrokken, aangezien dit een andere grondslag voor de veroordeling vormde.

De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was, omdat de aangevoerde omstandigheden niet konden leiden tot een minder zware strafbepaling. De aanvrage werd dan ook afgewezen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, en is een bevestiging van de eerdere veroordeling van de aanvrager.

Uitspraak

7 maart 2006
Strafkamer
nr. 03507/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden, van 5 september 2002, nummer 17/080067-02, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, ten tijde van de indiening van de aanvrage verblijvende in de Penitentiaire Inrichting "De Marwei" te Leeuwarden.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat geen sprake is geweest van braak zodat de kwalificatie in zoverre onjuist is. De aanvrage stuit reeds daar op af dat de Politierechter het feit tevens heeft gekwalificeerd als diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen. Dat brengt mee dat hetgeen is aangevoerd niet een omstandigheid kan opleveren als hiervoor bedoeld nu zij niet kan leiden tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.3. Hieruit vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uit-gesproken op 7 maart 2006.