ECLI:NL:HR:2006:AV3387
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en ontvankelijkheid van cassatieberoep na afloop van termijn
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de moeder in het kader van internationale kinderontvoering. De moeder, wonende in Nederland, heeft een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Haarlem, waarin zij werd verzocht om de kinderen, geboren uit haar relatie met de vader, terug te brengen naar Frankrijk. De vader, wonende in Frankrijk, heeft dit verzoek ingediend via de Centrale Autoriteit van het Ministerie van Justitie. De rechtbank heeft op 1 september 2005 de moeder gelast om de kinderen terug te brengen naar Frankrijk, wat leidde tot hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de eis dat de kinderen vóór 23 december 2005 teruggebracht moesten worden. De moeder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het hof, maar het cassatierekest is pas op 12 december 2005 ingediend, wat na de wettelijke termijn van vier weken was. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar cassatieberoep, omdat er geen uitzonderingssituatie aanwezig was die een verlenging van de termijn rechtvaardigde. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het strikt naleven van beroepstermijnen in het kader van internationale kinderontvoering, waarbij de bescherming van de kinderen voorop staat.