ECLI:NL:HR:2006:AV3019

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C05/025HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-echtelieden over nakoming van overeenkomst betreffende eigendom en alimentatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtelieden die onder huwelijkse voorwaarden met algehele uitsluiting waren gehuwd. De vrouw had een overeenkomst gesloten waarbij zij tegen betaling van een geldsom door de man haar mede-eigendom in de voormalige echtelijke woning zou overdragen. Tevens deed zij afstand van haar aandeel in de levensverzekeringen en haar aanspraak op partneralimentatie. De man vorderde in deze procedure de terugvordering van onverschuldigd betaalde alimentatie. De zaak is gestart met een dagvaarding door de vrouw op 25 januari 2002, waarin zij de man verzocht om mee te werken aan de overdracht van haar aandeel in de onroerende zaak en om een bedrag van ƒ 360.000,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De man heeft de vordering bestreden en in reconventie terugbetaling van een bedrag van € 21.781,45 gevorderd, maar deze vordering speelt in cassatie geen rol meer. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft in tussenvonnissen een comparitie van partijen gelast en in een eindvonnis van 14 mei 2003 de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de geldvordering, terwijl de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten. Het gerechtshof heeft op 19 oktober 2004 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarna de man cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

24 maart 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/025HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 25 januari 2002 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en na wijziging van eis gevorderd:
1. [eiser] te bevelen om binnen dertig dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis mee te werken aan de overdracht van het aandeel van [verweerster] in de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente Schijndel, sectie [A] [001], bij notariële akte ten overstaan van de in het petitum van de dagvaarding genoemde notaris op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag waarop [eiser] in strijd handelt met dat gegeven bevel;
2. [eiser] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerster] en tegelijk bij de overdracht als onder 1 van dit petitum omschreven te betalen de overeengekomen prijs van ƒ 360.000,-- (€ 163.360,88), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2001 tot aan de dag der algehele voldoening en de buitengerechtelijke kosten van ƒ 2.000,-- (€ 907,56), en
3. [eiser] te veroordelen in de kosten van dit geding.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en van zijn kant in reconventie gevorderd [verweerster] te veroordelen aan [eiser] terug te betalen een bedrag van € 21.781,45, welke vordering in cassatie geen rol meer speelt.
[Verweerster] heeft in reconventie de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnissen van 29 mei 2002 en 29 januari 2003 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 14 mei 2003 zowel in conventie als in reconventie de vorderingen voor het grootste deel toegewezen.
Tegen de vonnissen van 29 januari 2003 en 14 mei 2003 heeft [eiser] ten aanzien van de geldvordering van € 163.360,88 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Verweerster] heeft wat de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten en de veroordeling in reconventie betreft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 19 oktober 2004 heeft het hof op het principaal en incidenteel appel de vonnissen van de rechtbank, behoudens een geringe wijziging op het punt van de (wettelijke) rente, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 maart 2006.